440 | GEN 18:15 | Sara ontkende het in haar angst, en zei: Ik heb niet gelachen. Maar Hij sprak: Ge hebt wèl gelachen. |
6493 | JOS 24:15 | Maar zo het u niet kan bevallen, Jahweh te dienen, doet dan heden een keuze, wien ge dan wèl dienen wilt: òf de goden, die uw vaderen aan de overkant van de Rivier hebben gediend, òf de goden der Amorieten, van het land, waarin ge woont. Ik en mijn huis, wij dienen Jahweh! |
6827 | JDG 10:14 | Gaat de goden maar aanroepen, die ge u gekozen hebt; laat diè u maar redden, als gij verdrukt wordt. |
7604 | 1SA 16:7 | Maar Jahweh sprak tot Samuël: Let niet op zijn uiterlijk of op zijn rijzige gestalte; hèm wil Ik niet. Want God ziet niet als een mens; de mens ziet het uiterlijk, maar Jahweh ziet het hart. |
7605 | 1SA 16:8 | Toen riep Jesse Abinadab en stelde hem aan Samuël voor. Deze dacht: Hèm heeft Jahweh evenmin uitverkoren. |
7606 | 1SA 16:9 | Ook van Sjamma, die daarop aan Samuël voorgesteld werd, dacht hij: Ook hèm heeft Jahweh niet uitverkoren. |
7881 | 1SA 25:17 | Welnu, denk eens na, of gij er iets aan kunt doen; want de wraak op onzen heer en heel zijn huis kan niet uitblijven. Hij is nu eenmaal een Belialskind; er valt met hèm niet te praten. |
8073 | 2SA 2:21 | Abner riep hem toe: Ga rechts of links, pak den een of ander van de sol daten aan, en ontneem hèm zijn wapenrusting. Maar Asaël wilde niet van hem wijken. |
8312 | 2SA 12:23 | Maar waarom zou ik vasten, nu het gestorven is? Kan ik het soms nog terughalen? Ik zal wel tot hèm gaan, maar hij komt niet bij mij terug. |
8447 | 2SA 16:18 | Choesjai gaf Absalom ten antwoord: Neen, ik behoor aan hem, die door Jahweh en dit volk en alle Israëlieten is uitverkoren, en bij hèm blijf ik. |
9145 | 1KI 11:34 | Toch wil Ik hèm het koninkrijk niet ontnemen, maar hem heel zijn leven aan de regering laten, terwille van mijn dienaar David, dien Ik heb uitverkoren, omdat hij mijn geboden en wetten onderhield. |
14380 | PSA 32:6 | Daarom moeten alle vromen U om vergiffenis smeken, Zolang Gij U nog vinden laat; Dan zullen bij de stortvloed de onstuimige wateren Hèn niet bereiken. |
14600 | PSA 44:3 | Naties hebt Gij uitgeroeid om hèn te planten, Volkeren geveld, om hèn te doen groeien. |
15424 | PSA 89:34 | Maar hèm zal Ik mijn gunst niet onthouden, En mijn trouw niet verloochenen. |
15672 | PSA 104:34 | Moge mijn zang Hèm behagen, En ìk mij in Jahweh verblijden; |
15851 | PSA 109:28 | Laat hèn dan maar vloeken, als Gìj mij wilt zegenen; Mijn vijand zich schamen, maar uw knecht zich verheugen; |
16031 | PSA 119:65 | Gij hebt uw dienstknecht wèl gedaan, O Jahweh, naar uw woord; |
16034 | PSA 119:68 | Gij zijt goed en doet wèl: Leer mij dan uw inzettingen kennen. |
16233 | PSA 132:14 | “Hij is mijn rustplaats voor eeuwig; Hier wil Ik wonen, want hèm heb Ik verkoren! |
16660 | PRO 7:15 | Daarom ging ik naar buiten, u tegemoet, Om u te zoeken, en ik hèb u gevonden. |
16820 | PRO 13:3 | Wie op zijn mond let, behoedt zichzelf; Maar wie zijn lippen openspalkt, hèm dreigt gevaar. |
17108 | PRO 22:23 | Want Jahweh zal het voor hen opnemen, En die hèn beroven, van het leven beroven. |
17546 | ECC 9:1 | Dit alles heb ik wèl overwogen, Dit alles doorvorst: Dat wijzen en dwazen met al hun werk In de hand zijn van God. Geen mens weet, of hem liefde wacht of haat; Alles wat voor hem ligt, is ijdel. |
17788 | ISA 3:11 | Maar wee den boze, want hèm gaat het slecht: Hij zal krijgen wat hij verdiende. |
18228 | ISA 27:7 | Of zou Hij hem slaan, zoals Hij slaat, die hèm slaan, Hem doden, zoals Hij doodt, die hèm doden? |
18594 | ISA 43:19 | Zie, Ik ga iets nieuws beginnen: Het is al ontloken, bemerkt ge het niet? Thans maak Ik door de stèppe een weg, En stromen in de woestijn! |
18814 | ISA 55:4 | Zie, hèm heb Ik tot getuige voor de volken gesteld, Tot vorst en gebieder der naties; |
18853 | ISA 57:18 | Maar nu heb Ik zijn wegen gezien: Ik zal hem genezen en leiden; Hèm troosten, en die met hem treuren, |
18936 | ISA 62:12 | Hèm zal men noemen: “Het heilige volk, Door Jahweh verlost”; En gij zult heten: “De lang gezochte, De stad, die nooit wordt verlaten”! |
19059 | JER 2:25 | Pas op, dat ge uw voeten niet doorloopt, Dat uw keel niet verdroogt! Maar ge antwoordt: ‘t Is onmogelijk; ‘t is tevergeefs; Want ik houd van de vreemden, Hèn loop ik na! |
19066 | JER 2:32 | Vergeet een meisje haar opschik, Een bruid soms haar gordel? Maar Mij heeft mijn volk wèl vergeten, Sinds onafzienbare tijden. |
19069 | JER 2:35 | En dan durft ge nog zeggen: Ik ben onschuldig; Zijn gramschap is van mij weg! Hier ben Ik, om u te kastijden, Omdat ge nog zegt: Ik hèb niet gezondigd! |
20590 | EZK 3:19 | Hebt ge echter den goddeloze wèl gewaarschuwd, en bekeert hij zich niet van zijn goddeloos gedrag, dan zal hij sterven om zijn schuld, maar gij hebt uw leven gered. |
20592 | EZK 3:21 | Hebt ge daarentegen den rechtvaardige wèl gewaarschuwd, dat hij niet zondigen moest, en zondigt de rechtvaardige ook niet, dan zal hij zeker in leven blijven, omdat hij zich heeft laten gezeggen, en gij hebt uw leven gered. |
20803 | EZK 14:3 | Mensenkind, deze mensen dragen hun schandgoden hoog in het hart, en ze houden de ogen niet af van wat hen tot zonde prikkelt; en zou Ik Mij dan door hèn laten ondervragen? |
20900 | EZK 17:6 | Om uit te lopen en een wijnstok te worden Met brede kroon, met korte stam; Zijn ranken moesten naar hem zijn gekeerd, Zijn wortels onder hèm blijven. |
20929 | EZK 18:11 | doordat hij wèl op de bergen een offermaal houdt, en de vrouw van zijn evenmens onteert; |
21092 | EZK 23:16 | Toen ze dat had gezien, begon ze ook naar hèn te hunkeren, en zond ze boden naar hen toe, naar Chaldea. |
21460 | EZK 36:32 | Weet wèl, dat Ik het niet om uwentwil doe, zegt Jahweh de Heer! Schaam u derhalve, en bloos over uw gedrag, huis van Israël! |
21527 | EZK 39:10 | zodat ze geen bomen van het land hoeven weg te halen of uit de bossen te kappen; want het wapentuig kunnen ze stoken. Zo zullen ze beroven, die hèn wilden beroven, en plunderen, die hèn wilden plunderen. |
22347 | HOS 13:12 | Wèl opgestapeld is Efraïms schuld, Goed opgeborgen zijn zonde! |
22812 | HAB 1:12 | Zijt gij dan niet sinds oude tijden Jahweh, mijn heilige God, die niet sterft? Jahweh, hebt Gij hèm dan bestemd, om recht te doen, Hem gegrond als een rots, om te straffen? |
22837 | HAB 2:20 | Maar Jahweh woont in zijn heilige tempel, Heel de aarde moet zwijgen voor Hèm! |
23166 | MAL 1:8 | of als gij een blind dier ten offer brengt, te zeggen: Dat is geen kwaad; of als gij een kreupel of ziek dier offert: Dat is niet zo erg! Biedt het dan uw landvoogd eens aan; zal hèm dat bevallen en hij u gunsten bewijzen, spreekt Jahweh der heirscharen! |
23514 | MAT 10:28 | Weest niet bevreesd voor hen, die wel het lichaam doden, doch de ziel niet kunnen doden; vreest liever Hem, die èn ziel èn lichaam in de hel kan verderven. |
23940 | MAT 21:45 | Toen de opperpriesters en de farizeën zijn gelijkenissen hoorden, begrepen ze, dat Hij hèn had bedoeld. |
24956 | MRK 16:14 | Eindelijk verscheen Hij aan alle elf, terwijl ze aan tafel waren. Hij verweet hun het ongeloof en de verstoktheid van hart, omdat ze hèn niet hadden geloofd, die Hem na de verrijzenis hadden gezien. |
25719 | LUK 16:30 | Hij zei: Neen, vader Abraham; maar wèl zullen ze zich bekeren, wanneer er iemand van de doden tot hen komt. |
26242 | JHN 4:17 | De vrouw antwoordde: Ik heb geen man. Jesus zeide haar: Dat zegt ge wèl: “Ik heb geen man”. |
26505 | JHN 8:55 | Gij noemt Hem uw God, en toch erkent gij Hem niet. Maar Ik ken Hem wèl; en als Ik zeide, Hem niet te kennen, dan was Ik een leugenaar evenals gij. Ja waarlijk, Ik ken Hem, en zijn woord onderhoud Ik. |
26770 | JHN 15:2 | Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt, snijdt Hij af; en elke rank die wèl vrucht draagt, zuivert Hij, opdat ze nog meer vrucht mag dragen. |
26784 | JHN 15:16 | Niet gij hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb ú uitverkoren; en Ik heb u aangesteld, om vrucht te gaan dragen, en wèl blijvende vrucht; en de Vader geve u alles, wat gij Hem in mijn naam zult vragen. |
26789 | JHN 15:21 | Maar dit alles zal men u aandoen om mijn naam, omdat men Hèm niet kent, die Mij heeft gezonden. |
26792 | JHN 15:24 | Had Ik onder hen niet de werken gedaan, die niemand anders gedaan heeft, dan zouden ze geen zonde hebben; maar nu hebben zij ze gezien, en toch èn Mij èn mijn Vader gehaat. |
26862 | JHN 18:8 | Jesus antwoordde: Ik heb u gezegd, dat Ik het ben. Zo gij Mij zoekt, laat hèn dan gaan. |
27047 | ACT 2:29 | Mannen broeders, van den aartsvader David mag men u zeker wel openlijk zeggen, dat hij èn gestorven is én begraven; zijn graf staat in ons midden tot op de huidige dag. |
27071 | ACT 3:6 | Maar Petrus sprak: Zilver of goud heb ik niet; wat ik wèl heb, geef ik u: In de naam van Jesus Christus van Názaret, sta op en ga. |
28017 | ROM 1:19 | Immers, wat men weten kan over God, kan ook door hèn worden gekend; God toch heeft het hun duidelijk gemaakt. |
28079 | ROM 3:20 | Door de voorschriften der Wet zal dus geen mens voor Hem gerechtvaardigd worden; wèl brengt de Wet de kennis der zonde. |
28113 | ROM 4:23 | Maar het is niet om hèm alleen, dat er geschreven staat: “het werd hem toegerekend,” |
28152 | ROM 6:16 | Weet gij niet, dat gij als slaven aan hèm gehoorzaam moet zijn, onder wiens gehoorzaamheid gij u als slaven gesteld hebt; of wel van de zonde ten dode, of van de gehoorzaamheid ter gerechtigheid? |
28178 | ROM 7:19 | want niet doe ik het goede, dat ik wil, maar wèl doe ik het kwade, dat ik niet wil. |
28179 | ROM 7:20 | Welnu, wanneer ik wèl doe, wat ik niet wil, dan doe ikzelf het niet meer, maar de zonde die in mij woont. |
28254 | ROM 9:31 | maar Israël heeft gestreefd naar een wèt der gerechtigheid, doch heeft die wet niet bereikt. |
28284 | ROM 11:7 | Wat volgt daaruit? Wat Israël blijft zoeken, heeft het niet verkregen. Maar de uitverkorenen onder hen hebben het wèl verkregen; de overigen echter werden verhard. |
28288 | ROM 11:11 | Ik vraag dan: Zijn ze gestruikeld, om te blijven liggen? Zeer zeker niet! Maar dank zij hun val, is de redding aan de heidenen ten deel gevallen, om hèn naijverig te maken. |
28351 | ROM 14:3 | Wie eet, moet hem niet kleineren, die niet eet; en wie niet eet, moet geen oordeel vellen over hem, die wèl eet; God immers heeft hem als den zijne aangenomen. |
28398 | ROM 15:27 | Ze hebben dat goede besluit genomen, daar ze ook verplichtingen aan hen hebben; want wanneer de heidenen deel hebben gekregen aan hùn geestelijke goederen, dan zijn dezen ook verplicht, hèn met stoffelijke goederen te ondersteunen. |
28592 | 1CO 7:37 | Maar hij, die onwankelbaar in zijn gevoelen volhardt, die vrij van dwang zijn eigen wil kan volgen, en die bij zichzelf besloten heeft, zijn jonge dochter ongerept te bewaren, hij doet wèl. |
28610 | 1CO 9:2 | Zo ik in de opvatting van anderen geen Apostel ben, voor u ben ik het toch zeker wèl; gij zijt zelfs het zegel van mijn apostolaat in den Heer. |
28632 | 1CO 9:24 | Weet gij niet, dat de wedlopers in het renperk wèl allen lopen, maar dat slechts één de prijs behaalt. Loopt dan zó, dat ook gij hem moogt winnen. |
28671 | 1CO 11:3 | Welnu, ik wil, dat gij wèl bedenkt: het hoofd van iederen man is Christus; het hoofd van de vrouw is de man; het hoofd van Christus is God. |
28700 | 1CO 11:32 | Welnu, als we door den Heer worden gèoordeeld, dan is dat voor ons een les, om niet met de wereld vèroordeeld te worden. |
29066 | 2CO 11:9 | En toen ik bij mijn verblijf onder u nog te kort kwam, ben ik toch niemand lastig gevallen. Want de broeders, die uit Macedónië kwamen, hebben mijn tekort aangevuld, en ik heb mij er wèl voor gewacht, u op een of andere wijze tot last te zijn; en ik zal dit ook blijven doen. |
29117 | 2CO 13:6 | In ieder geval hoop ik, dat gij zult inzien, dat wij de proef wèl doorstaan. |
29265 | GAL 6:10 | Welnu dan, zolang we nog tijd hebben, laat ons wèl doen aan allen, maar het meest aan de huisgenoten des geloofs. |
29974 | TIT 1:15 | Alles is rein voor de reinen; maar voor den onreine en ongelovige is niets rein, doch bij hem is bevlekt èn verstand èn geweten. |
30082 | HEB 4:1 | We moeten er dus wèl bevreesd voor zijn, dat iemand van u bevonden wordt achter te blijven, terwijl de belofte nog voortduurt, om zijn Rust binnen te gaan. |
30368 | JAS 2:8 | Welnu, wanneer gij de koninklijke wet volbrengt, overeenkomstig de Schrift: “Ge zult uw naaste liefhebben als uzelf,” dan doet gij wèl; |
30379 | JAS 2:19 | Ge gelooft, dat er slechts één God bestaat? Ge doet wèl; maar ook de duivels geloven het…, en sidderen!” |
30384 | JAS 2:24 | Ge ziet: uit wèrken wordt de mens gerechtvaardigd, en niet uit geloof alleen. |
30565 | 2PE 1:19 | Bovendien bezitten we het woord der profeten, dat daardoor nog meer bekrachtigd werd; gij doet dus wèl, met er acht op te slaan als op een lamp, die schijnt op een donkere plaats, totdat de Dag gaat gloren en de Morgenster opgaat in uw harten. |
30588 | 2PE 2:21 | Want beter was het voor hen, de weg der gerechtigheid niet te hebben gekend, dan het heilig gebod, dat ze kregen, wèl te kennen, maar het de rug toe te keren. |
30630 | 1JN 2:13 | Ik schrijf u, vaders, omdat gij Hèm hebt leren kennen, die van de aanvang af bestaat. Ik schrijf u, jonge mannen, omdat gij den Boze hebt overwonnen. |
30631 | 1JN 2:14 | Kinderkens, ik heb u vroeger geschreven, omdat gij den Vader hebt leren kennen. Vaders, ik heb u geschreven, omdat gij Hèm hebt leren kennen, die van de aanvang af bestaat. Jonge mannen, ik heb u geschreven, omdat gij sterk zijt en het woord van God in u blijft, en omdat gij den Boze hebt overwonnen. |
30638 | 1JN 2:21 | Ik schrijf u dan ook niet, omdat gij de waarheid niet kent, maar omdat ge haar wèl kent, en weet, dat geen leugen deel uitmaakt van de waarheid. |
30647 | 1JN 3:1 | Ziet, hoe grote liefde de Vader ons heeft bewezen, dat wij kinderen Gods worden genoemd, en het ook zijn. Daarom juist kent de wereld òns niet, omdat ze Hèm niet kent. |
30727 | 3JN 1:2 | Geliefde, ik bid, dat ge het in ieder opzicht goed moogt stellen en een goede gezondheid moogt genieten, evenals het u wèl gaat naar de ziel. |
30735 | 3JN 1:10 | Daarom zal ik bij mijn komst hem zijn daden onder het oog brengen. Want hij strooit boze praatjes over ons rond; en hiermee niet tevreden, neemt hij zelf de broeders niet op, en verhindert anderen, die het wèl willen doen, en werpt ze uit de kerk. |
30736 | 3JN 1:11 | Geliefde, volgt het kwade niet na, maar wèl het goede! Wie goed doet, is uit God; wie kwaad doet, heeft God nooit gezien. |
30784 | REV 1:19 | Schrijf nu op wat ge gezien hebt: èn wat thans is, èn wat hierna geschieden zal. |
30913 | REV 9:5 | Niet werd hun vergund, ze te doden, maar wèl ze te kwellen vijf maanden lang; hun kwelling is pijnlijk als van een schorpioen, als hij een mens steekt. |
31106 | REV 19:20 | En gegrepen werd het Beest, en met hem de valse profeet, die onder zijn ogen de wonderen verricht had, waarmee hij hèn had verleid, die het teken van het Beest hadden aanvaard en zijn beeld hadden aanbeden: Levend werden beiden in de vuurpoel geworpen, met zwavel gestookt. |
31167 | REV 22:18 | Ik betuig aan ieder, die de woorden hoort van de profetie van dit boek: Zo iemand er iets aan toevoegt, dan zal God hèm toevoegen de plagen, die in dit boek staan geschreven. |
31168 | REV 22:19 | En zo iemand iets afneemt van de woorden van dit boek der profetie, dan zal God hèm afnemen zijn deel van de Boom des Levens, en van de heilige Stad, waarvan geschreven staat in dit boek. |
31246 | TOB 5:2 | Maar ik begrijp niet, hoe ik dat geld moet terugkrijgen. Hij kent mij niet, en ik ken hèm niet; wat voor bewijs zal ik hem geven? Bovendien is zelfs de weg erheen mij onbekend. |
31526 | JDT 6:15 | Men sprak: Heer, God van hemel en aarde, ziet hoe overmoedig ze zijn, en aanschouw onze vernedering. Zie genadig neer op uw heilig volk, en toon, dat Gij hèn niet verlaat, die op u hopen, maar hèn vernedert, die op zichzelf vertrouwen en groot gaan op hun eigen kracht. |
31547 | JDT 7:15 | Roep nu alle burgers bijeen, om ons allen vrijwillig aan de soldaten van Holofèrnes over te geven. |
32369 | WIS 16:5 | Ja, toen hèn de grimmige woede van dieren overviel, En zij door de beet van kronkelende slangen vergingen, Bleef uw toorn toch niet eindeloos duren. |