562 | GEN 22:14 | Abraham gaf die plaats de naam: “Jahweh draagt zorg”, daarom wordt ook nu nog gezegd: “op de berg van Jahweh wordt zorg gedragen”. |
606 | GEN 24:14 | Wanneer het meisje, tot wie ik zeg: “reik mij uw kruik, om te drinken”, ten antwoord geeft: “drink, en ook uw kamelen zal ik water geven”; dan zal dàt het meisje zijn, dat Gij voor uw dienaar Isaäk hebt bestemd; en daaraan zal ik erkennen, dat Gij mijn heer genadig zijt. |
635 | GEN 24:43 | Zie, ik sta nu bij de waterbron. Wanneer de maagd, die naar buiten komt, om water te putten, en tot wie ik zeg: “geef mij een beetje water te drinken uit uw kruik”, |
636 | GEN 24:44 | mij ten antwoord geeft: “drink, en ook voor uw kamelen zal ik putten”, dan zal zij de vrouw zijn, die Jahweh voor den zoon van mijn heer heeft bestemd. |
637 | GEN 24:45 | Nog had ik bij mezelf niet uitgesproken, of daar kwam Rebekka naar buiten met haar kruik op haar schouder, en daalde af naar de bron, om te putten. En toen ik haar zeide: “laat mij wat drinken”, |
1593 | EXO 3:13 | Toen zei Moses tot God: Wanneer ik nu tot de zonen Israëls ga en hun zeg: “De God uwer vaderen zendt mij tot u”, wat moet ik dan antwoorden, als ze vragen: Hoe is zijn Naam? |
2123 | EXO 22:8 | Als er iets gestolen is, hetzij een stier, een ezel, een schaap, een kledingstuk of als er iets verloren is gegaan, en de verliezer zegt daarvan: “Dit is het”, dan moet het geschil tussen beide betrokkenen voor God worden gebracht; en wien God schuldig verklaart, moet het dubbele aan den ander vergoeden. |
4357 | NUM 21:16 | Van daar trokken zij verder naar Beër; dit is de welput, waar Jahweh tot Moses heeft gesproken: “Roep het volk bijeen, en Ik zal hun water geven”, |
5182 | DEU 9:23 | En toen Jahweh u uitzond van Kadesj-Barnéa en tot u sprak: “Trekt op, en neemt het land in bezit, dat Ik u heb gegeven”, hebt gij u verzet tegen het bevel van Jahweh, uw God, niet in Hem geloofd en niet naar Hem willen luisteren. |
5262 | DEU 12:20 | Wanneer dus Jahweh, uw God, uw gebied heeft uitgebreid, zoals Hij u heeft beloofd, en gij zegt: “Ik wil vlees eten”, omdat ge er zin in hebt, dan moogt ge vlees eten zoveel ge wilt. |
5280 | DEU 13:7 | Of wanneer uw broer, de zoon van uw vader, of de zoon van uw moeder, uw zoon of uw dochter, of de vrouw in uw armen of uw boezemvriend, u in het geheim wil verleiden, en zegt: “Laat ons vreemde goden gaan dienen”, goden die gij noch uw vaderen hebben gekend, |
5287 | DEU 13:14 | Belialskinderen uit uw midden zijn opgestaan, die hun medeburgers verleiden, en zeggen: “Laat ons vreemde goden gaan dienen, die gij niet kent”, |
5330 | DEU 15:9 | Zorg er voor, dat ge bij uzelf niet listig berekent: “Het zevende jaar, het jaar van kwijtschelding is nabij”, en zo onwillig zoudt worden, uw armen broeder iets te geven. Want hij zou u aanklagen bij Jahweh, en gij zoudt schuldig staan. |
5337 | DEU 15:16 | Maar wanneer hij zegt: “Ik wil niet van u heengaan”, omdat hij u en uw huisgezin liefheeft, en het goed bij u heeft, |
5557 | DEU 25:8 | Dan zullen de oudsten van zijn stad hem laten roepen, en een onderhoud met hem hebben. Wanneer hij volhoudt en zegt: “Ik ben niet van zin, haar te huwen”, |
6688 | JDG 6:32 | Die dag gaf hij hem de naam Jeroebbáal, wat betekent: “laat Báal maar tegen hem vechten”, omdat hij zijn altaar heeft vernield. |
7377 | 1SA 8:6 | Maar het voorstel, dat ze gedaan hadden: “Geef ons een koning, om ons te regeren”, was in de ogen van Samuël een misdaad. Hij bad tot Jahweh, |
7754 | 1SA 20:22 | Maar roep ik tot den jongen: “Hé, de pijl ligt verder op”, ga dan heen; want dan zendt Jahweh u weg. |
8133 | 2SA 4:10 | Den man, die mij kwam melden: “Saul is dood”, en meende, een goede tijding te brengen, heb ik te Sikelag gegrepen en gedood, ofschoon ik hem bodeloon had moeten geven. |
8348 | 2SA 13:28 | Absalom richtte nu een vorstelijke maaltijd aan, maar hij gaf zijn dienaren het bevel: Let op; als Amnon vrolijk wordt van de wijn, en ik zeg u: “Slaat Amnon neer”, dan moet gij hem doodslaan. Weest maar niet bang; ik ben het immers, die u het bevel geef. Houdt u dus goed en weest flink. |
8394 | 2SA 15:2 | En iedere morgen stond Absalom vroeg aan de kant van de weg naar de poort en sprak iedereen aan, die een klacht had en naar den koning om recht ging. Hij vroeg hen, uit welke plaats ze kwamen, en als ze antwoordden: “Uit die en die stam van Israël komt uw dienaar”, |
9439 | 1KI 20:28 | Toen kwam de godsman weer bij den koning van Israël en zeide: Zo spreekt Jahweh! Omdat de Arameën gezegd hebben: “Jahweh is een berggod en geen dalgod”, dáárom zal Ik heel deze grote menigte aan u overleveren. Zo zult gij weten, dat Ik Jahweh ben! |
11286 | 2CH 5:13 | Maar zodra de blazers en de zangers, als één man, eenstemmig de muziek inzetten, om Jahweh te loven en te prijzen, en de trompetten en cymbalen en andere muziekinstrumenten het loflied lieten weerschallen: “Looft Jahweh; want Hij is goed, en eeuwig duurt zijn barmhartigheid”, vervulde een wolk het huis van Jahweh. |
11335 | 2CH 7:6 | En terwijl de priesters hun dienst verrichtten, stonden de levieten met de muziekinstrumenten van Jahweh, die koning David had laten vervaardigen om het loflied te spelen: “Looft Jahweh, want eeuwig duurt zijn barmhartigheid”, en hieven ze het loflied van David aan; tegenover hen bliezen de priesters op de bazuin, en heel Israël stond recht overeind. |
12533 | NEH 9:18 | Zelfs toen ze zich een gegoten kalf hadden gemaakt, en in vreselijke godslastering hadden gezegd: “Dit is uw god, die u uit Egypte heeft geleid”, |
13726 | JOB 35:2 | Houdt ge dit voor behoorlijk, Noemt ge dit “mijn rechtvaardiging voor God”, |
14091 | PSA 13:5 | En mijn vijand niet zegt: “Ik heb hem er onder”, Mijn tegenstanders niet juichen over mijn wankelen. |
16553 | PRO 3:28 | Zeg niet tot uw naaste: “Ga heen en kom nog eens terug”; Of “Mórgen krijgt ge iets”, terwijl ge het nú hebt! |
16649 | PRO 7:4 | Zeg tot de wijsheid: “gij zijt mijn zuster”, Noem het verstand: “een bekende”; |
17290 | PRO 28:24 | Wie zijn vader en moeder berooft, en zegt: “Het is niet verkeerd”, Is een gezel van den misdadiger. |
17872 | ISA 7:20 | Op die dag scheert de Heer Met een mes, dat Hij huurt Aan de overkant van de Eufraat: “Den koning van Assjoer”, De hoofd- en schaamharen af, En de baard neemt Hij weg. |
18431 | ISA 37:9 | En toen deze hoorde “Tirháka, de koning van Koesj, is tegen u ten strijde getrokken”, zond hij opnieuw gezanten naar Ezekias met de volgende opdracht: |
18608 | ISA 44:5 | De één zal zeggen: Ik ben van Jahweh! De ander zich noemen Met Jakobs Naam! Een derde schrijft op zijn hand: “Van Jahweh”, En neemt de naam van Israël aan! |
18928 | ISA 62:4 | Men zal u niet langer “Verlatene” noemen, En uw land niet “Verwoesting”. Neen, gij zult heten: “Mijn welbehagen”, En uw land: “De Gehuwde”! Want Jahweh heeft behagen in u, En uw land wordt gehuwd. |
19586 | JER 23:33 | En wanneer dit volk u komt vragen, Of een profeet of een priester: Waar is dan toch “de Last van Jahweh”, Dan moet ge hun zeggen: Gijzelf zijt die last, En Ik werp u af, is de godsspraak van Jahweh! |
19587 | JER 23:34 | En de profeet, de priester of leek, Die zeggen durft: “Een Last van Jahweh”, Dien zal Ik straffen, hem en zijn huis! |
19591 | JER 23:38 | Maar zo ge nog spreekt van “Een Last van Jahweh”, Waarachtig, dan zal Jahweh u zeggen: Omdat ge dit woord durft gebruiken: “Een Last van Jahweh”, Ofschoon Ik u toch liet zeggen: Ge moogt niet meer spreken van “Een Last van Jahweh”: |
20708 | EZK 10:6 | Toen Hij nu den man in het linnen gewaad had bevolen: “Haal vuur uit de ruimte tussen het raderwerk, uit de ruimte tussen de cherubs”, en deze naast het wiel kwam staan, |
20783 | EZK 13:6 | Loze zieners en valse voorspellers zijn het; ze roepen “godsspraak van Jahweh”, terwijl Jahweh ze niet gezonden heeft; en dan verwachten ze nog, dat Hij het woord zal vervullen! |
20784 | EZK 13:7 | Hebt ge soms geen loos gezicht aanschouwd en geen valse voorspelling gegeven, toen ge riept “godsspraak van Jahweh”, zonder dat Ik gesproken had? |
21073 | EZK 22:28 | Zijn profeten bestrijken hen met kalk: loze zieners en valse voorspellers, die zeggen: “Zo spreekt Jahweh, de Heer”, terwijl Jahweh niet gesproken heeft! |
22173 | HOS 2:1 | Dan zullen Israëls kinderen weer talrijk zijn Als het zand aan de zee, Dat niet kan worden gemeten, niet worden geteld. En in plaats, dat men hun zal zeggen: Gij zijt “Niet langer mijn volk”, Zal men ze noemen: Kinderen van den levenden God! |
22190 | HOS 2:18 | Dan zal ze weer jubelen als op de dag van haar jeugd, Toen ze optrok uit het land van Egypte. Op die dag zal het zijn, Is de godsspraak van Jahweh, Dat ze Mij zal noemen: “mijn man”, En niet meer “mijn báal”! |
22438 | AMO 1:5 | Ik sla de grendel van Damascus aan stukken, Roei de bewoners van het “Dal der Ongerechtigheid”, uit, Den scheptervoerder van het “Huis van Geneugte”, Arams bevolking zal naar Kir in ballingschap gaan: Spreekt Jahweh! |
22743 | MIC 7:10 | Mijn vijandin zal het aanschouwen, En met schande worden bedekt; Aan haar, die mij zeide: “Waar is Jahweh, uw God”, Zullen mijn ogen zich verlustigen. Zij zal worden vertrapt Als de modder op straat, |
23423 | MAT 8:9 | Want ook ik ben een man, die zelf onder gezag ben gesteld, en die soldaten onder mij heb. En tot den een zeg ik: “Ga”, en hij gaat; en tot den ander: “Kom”, en hij komt; en tot mijn knecht: “Doe dit”, en hij doet het. |
23910 | MAT 21:15 | Toen de opperpriesters en schriftgeleerden de wonderen zagen die Hij verrichtte, en de knapen die in de tempel riepen: “Hosanna den Zoon van David”, werden ze verontwaardigd. |
23916 | MAT 21:21 | Jesus antwoordde hun: Voorwaar. Ik zeg u: Zo gij geloof hebt en niet twijfelt, zult gij dit niet alleen met de vijgeboom doen, maar zelfs als gij tot deze berg zult zeggen: “Hef u op en werp u in zee”, dan zal het gebeuren. |
23921 | MAT 21:26 | Als we zeggen: “van de hemel”, dan zal Hij ons toevoegen: “Waarom hebt gij hem dan niet geloofd?” Zeggen we: “van de mensen”, dan hebben we het volk te vrezen: want allen houden Johannes voor een profeet. |
24542 | MRK 7:10 | Want Moses heeft gezegd: “Eer uw vader en moeder”, en: “Wie vader of moeder vloekt, moet sterven.” |
24543 | MRK 7:11 | Gij echter zegt: Zo iemand tot vader en moeder zegt: “Korban (dat is offergave) is alles, waarmee ik u van dienst zou kunnen zijn”, |
24740 | MRK 11:31 | Ze overlegden bij zichzelf: Zo we zeggen: “van de hemel”, dan zal Hij antwoorden: waarom hebt gij hem dan niet geloofd? |
25065 | LUK 2:23 | zoals er geschreven staat in de Wet des Heren: “Ieder kind van het mannelijk geslacht, dat de moederschoot opent, moet den Heer worden toegewijd”, |
25853 | LUK 20:5 | Ze overlegden bij zichzelf: Als we zeggen: “Van de hemel”, dan zal Hij antwoorden: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? |
25854 | LUK 20:6 | Zeggen we: “Van de mensen”, dan zal het hele volk ons stenigen; want het is overtuigd, dat Johannes een profeet was. |
26136 | JHN 1:23 | Hij sprak: Ik ben de “stem van een roepende in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren”, zoals de profeet Isaias heeft gezegd. |
26235 | JHN 4:10 | Jesus gaf haar ten antwoord: Zo ge de gave Gods verstondt, en wie het is, die u zegt: “Geef Mij te drinken”, dan zoudt gij het Hem hebben gevraagd, en Hij zou u levend water hebben gegeven. |
27220 | ACT 7:35 | Dezen Moses, dien zij verloochenden, toen ze zeiden: “Wie heeft u tot heer en rechter gesteld”, hem heeft Gòd als hoofd en verlosser gezonden door middel van een engel, die hem in het braambos verscheen. |
28482 | 1CO 3:4 | Want zolang de één zegt: “Ik ben van Paulus”, en de ander: “Ik ben van Apollo”, zijt gij dan niet louter mensen? |
29402 | EPH 5:31 | “Daarom zal de man vader en moeder verlaten, en zich hechten aan zijn vrouw; en die twee zullen één vlees worden”, |
31115 | REV 20:8 | Dan zal hij uittrekken, om de volkeren te verleiden aan de vier hoeken der aarde, —“Gog en Magog”, —en om ze te verzamelen tot de strijd; hun getal zal zijn als het zand aan de zee. |