Wildebeest analysis examples for:   nld-nld1939   “Word,    February 25, 2023 at 00:54    Script wb_pprint_html.py   by Ulf Hermjakob

606  GEN 24:14  Wanneer het meisje, tot wie ik zeg: “reik mij uw kruik, om te drinken”, ten antwoord geeft: “drink, en ook uw kamelen zal ik water geven”; dan zal dàt het meisje zijn, dat Gij voor uw dienaar Isaäk hebt bestemd; en daaraan zal ik erkennen, dat Gij mijn heer genadig zijt.
636  GEN 24:44  mij ten antwoord geeft: “drink, en ook voor uw kamelen zal ik putten”, dan zal zij de vrouw zijn, die Jahweh voor den zoon van mijn heer heeft bestemd.
638  GEN 24:46  liet ze dadelijk haar kruik zakken, en sprak: “drink, en ook uw kamelen zal ik water geven”. Ik dronk, en ze liet ook de kamelen drinken.
949  GEN 32:21  en ge voegt er ook nog aan toe: “Zie, uw dienaar Jakob komt achter ons aan”. Want hij dacht: ik wil hem eerst door het geschenk, dat mij vooruitgaat, verzoenen, en hem dan onder de ogen komen; misschien dat hij mij dan genadig behandelt.
1595  EXO 3:15  En God sprak verder tot Moses: Dit moet gij aan Israëls kinderen zeggen: “Jahweh, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob zendt mij tot u!” Dit is voor eeuwig mijn Naam; zo zal Ik heten van geslacht tot geslacht.
1598  EXO 3:18  Zij zullen aan uw oproep gehoor geven. Dan moet gij met de oudsten van Israël naar den koning van Egypte gaan, en hem zeggen: “Jahweh, de God der Hebreën, is ons verschenen; wij moeten drie dagreizen ver de woestijn in, om aan Jahweh, onzen God, een offer te brengen”.
5680  DEU 28:67  Des morgens zult ge zeggen: “Ach, was het maar avond!” en des avonds: “Ach, was het maar morgen!” om de angst, die uw hart vervult en om het schouwspel, dat ge moet zien.
5991  JOS 7:13  Sta op, heilig het volk en beveel: Heiligt u voor morgen! Want aldus spreekt Jahweh, Israëls God: “Israël, er is iets onder u, dat door de ban is getroffen. Ge zult niet opgewassen zijn tegen uw vijanden, tot gij die ban uit uw midden hebt verwijderd.”
7402  1SA 9:9  (Vroeger zei men namelijk in Israël, als men God ging bevragen: “Kom, laat ons naar den ziener gaan”; want de profeet van vandaag werd vroeger ziener genoemd.)
7519  1SA 14:9  Roepen ze ons toe: “Halt, totdat we bij u zijn, dan blijven we beneden staan en klimmen niet naar hen op”.
7700  1SA 18:22  En aan zijn dienaren gaf Saul de opdracht: Zeg eens in vertrouwen tot David: “Zie, de koning is op u gesteld en al zijn dienaren mogen u graag; ge moet dus maar de schoonzoon van den koning worden.”
7753  1SA 20:21  en den jongen gelasten, de pijlen te gaan oprapen. Zeg ik dan tot den jongen: “Hé, de pijl ligt meer naar deze kant toe, raap ze op, kom dan voor de dag; want dan zijt ge veilig en is er geen gevaar, zowaar Jahweh leeft!”
7754  1SA 20:22  Maar roep ik tot den jongen: “Hé, de pijl ligt verder op”, ga dan heen; want dan zendt Jahweh u weg.
8426  2SA 15:34  maar als ge naar de stad terugkeert en tot Absalom zegt: “Koning, ik wil uw dienaar zijn; vroeger was ik de dienaar van uw vader, nu wil ik uw dienaar zijn, dan zult ge de raad van Achitófel in mijn voordeel kunnen verijdelen.
10074  2KI 19:9  En toen deze hoorde: “Tirháka, de koning van Koesj, is tegen u ten strijde getrokken,” zond hij opnieuw gezanten naar Ezekias met de volgende opdracht:
13413  JOB 22:20  “Waarachtig, hun have vernield, Hun overvloed door het vuur verteerd!”
14440  PSA 35:10  En heel mijn gebeente zal zeggen: “Jahweh, wie is U gelijk? Gij beschermt den zwakke tegen den sterke, Den zwakke en arme tegen zijn berovers!”
14455  PSA 35:25  Laat ze niet denken: “Ha, nu zijn wij tevreden!” Niet zeggen: “We hebben hem onder de voet!”
14556  PSA 40:8  Daarom zeg ik: “Zie, ik kom!” In de boekrol staat mij voorgeschreven,
14564  PSA 40:16  En verstarren van schaamte, Die tot mij roepen: “Ha, ha!”
14571  PSA 41:5  Ik bid wel: “Jahweh, wees mij genadig; Genees mijn ziel, want ik heb gezondigd tegen U!”
15029  PSA 70:4  En verstarren van schaamte, Die tot mij roepen: “Ha, ha!”
15191  PSA 78:20  “Zeker, Hij heeft wel de rotsen geslagen, En de steppen met plassen gedrenkt, Zodat er water uit vloeide, En er beken uit stroomden: Maar zal Hij ook brood kunnen schenken, En vlees aan zijn volk kunnen geven?”
15306  PSA 83:5  “Komt, laat ons ze uitroeien uit de rij van de volken, Zodat men zelfs Israëls naam niet meer noemt!”
15920  PSA 116:4  Ik riep de Naam van Jahweh aan: “Ach, Jahweh, spaar toch mijn leven!”
17161  PRO 24:12  Al zegt ge: “Och, we wisten het niet,” Zou Hij, die de harten peilt, het niet merken, Hij, die uw leven beschermt, het niet weten, En den mens niet naar zijn werken vergelden?
17842  ISA 6:3  En ze riepen elkander toe: “Heilig, heilig, heilig is Jahweh der heirscharen; de hele aarde is vol van zijn glorie!”
18431  ISA 37:9  En toen deze hoorde “Tirháka, de koning van Koesj, is tegen u ten strijde getrokken”, zond hij opnieuw gezanten naar Ezekias met de volgende opdracht:
18835  ISA 56:12  “Komt, we moeten wijn gaan halen, En ons bedrinken: Morgen is het weer als vandaag, Nog veel beter!”
19471  JER 18:18  Toen zeiden zij: Komt, laat ons een aanslag tegen Jeremias beramen: “Neen, den priester is de wet niet ontnomen, Den wijze de raad niet, Den profeet niet het Godswoord!” Vooruit, laten we hem doden voor zo’n taal, En niet luisteren naar zijn woorden!
20131  JER 46:17  Noemt Farao, den koning van Egypte: “Lawaai, dat zijn tijd liet voorbijgaan!”
20151  JER 48:2  De glorie van Moab verdwenen! Tegen Chesjbon hebben ze onheil beraamd: “Komt, laat ons het verdelgen uit de rij van de volken!” Dimon, ook gij wordt verwoest, Het zwaard rent achter u aan.
20240  JER 50:5  Ze zullen de weg naar Sion vragen, Want dàt is hun doel: “Komt, laten we ons aan Jahweh hechten, Door een eeuwig, onvergetelijk verbond!”
20343  JER 51:62  Dan moet ge zeggen: “Jahweh, Gij zelf hebt deze plaats met vernieling bedreigd, zodat er niets, geen mens en geen beest, meer zal wonen, maar het een eeuwige steppe zal zijn!”
20817  EZK 14:17  Of Ik kom met een zwaard op dat land af, en roep: “Zwaard, trek door het land!” en Ik vaag er mens en dier uit weg;
21359  EZK 33:10  Mensenkind, ge moet tot het huis van Israël zeggen: Zo redeneert ge maar: “Ja, onze misdaden en onze zonden drukken toch op ons, daardoor vergaan wij; hoe zouden wij dus kunnen leven?”
22237  HOS 6:1  “Komt, laat ons teruggaan tot Jahweh!” Want Hij verscheurt, maar Hij zal ons genezen, Hij slaat, maar Hij zal ons verbinden;
23236  MAT 1:23  “Zie, de maagd zal ontvangen, en een zoon baren; en men zal Hem Emmánuel noemen”; dat is vertaald: God met ons.
23538  MAT 11:10  Hij is het, van wien geschreven staat: “Zie, Ik zend mijn gezant voor U uit, Die U de weg zal bereiden.”
23707  MAT 15:5  Maar gij verklaart: Wie tot vader of moeder zegt: “Alles, waarmee ik u van dienst zou kunnen zijn, is tot offergave bestemd,”
26687  JHN 12:38  opdat het woord in vervulling zou gaan, dat de profeet Isaias gezegd heeft: “Heer, wie heeft onze prediking geloofd, En wien is de arm des Heren geopenbaard?”
27087  ACT 3:22  Moses toch heeft gezegd: “God, de Heer, zal voor u uit uw broeders een profeet doen opstaan, aan mij gelijk; naar Hem moet gij luisteren in alles wat Hij u zegt.
27211  ACT 7:26  Want de volgende dag kwam hij bij een twist tussenbeide, trachtte de twistenden tot vrede te brengen, en sprak: “Mannen, gij zijt broeders: Waarom doet gij elkander onrecht?”
27456  ACT 13:25  en toen zijn levenstaak ten einde liep, heeft Johannes gezegd “Hij, voor wien gij mij houdt, ben ik niet; maar zie, na mij komt er Een, wiens schoeisel ik niet waardig ben te ontbinden”.
27472  ACT 13:41  “Hooghartigen, ziet toe, staat verbaasd en verdwijnt; Want Ik ga een werk in uw dagen verrichten: Een werk, dat gij niet zoudt geloven, Wanneer men het u vertelt.”
27760  ACT 21:28  “Israëlieten, te hulp! Dit is de man, die overal iedereen leert tegen het volk, tegen de Wet en tegen deze plaats; ook heeft hij heidenen in de tempel gebracht, en deze plaats ontwijd.”
27779  ACT 22:7  Ik viel op de grond, en hoorde een stem, die mij zeide: “Saul, Saul, waarom vervolgt ge Mij?”
27782  ACT 22:10  Toen zei ik: “Heer, wat moet ik doen?” En de Heer sprak tot mij: “Sta op, en ga naar Damascus; daar zal men u alles zeggen, wat u gelast wordt”.
27785  ACT 22:13  kwam naar mij toe, ging voor mij staan, en sprak: “Saul, broeder, zie op”. En op hetzelfde ogenblik zag ik hem.
27905  ACT 26:14  We vielen allen neer op de grond, en ik hoorde een stem, die in het hebreeuws tot mij sprak: “Saul, Saul, waarom vervolgt ge Mij? Het valt u hard, terug te slaan tegen de prikkel”.
28199  ROM 8:15  Want gij hebt geen geest van slavernij ontvangen, om terug te vallen in de vrees, maar de geest van kindschap, waardoor we roepen: “Abba, Vader!”
28272  ROM 10:16  Maar niet allen hebben gehoor gegeven aan de Blijde Boodschap. Want Isaias zegt: “Heer, wie heeft onze prediking geloofd?”
28280  ROM 11:3  “Heer, uw profeten hebben ze gedood, uw altaren omver geworpen; ik alleen ben overgebleven, en ze staan me naar het leven.”
28497  1CO 3:19  Immers de wijsheid dezer wereld is dwaasheid voor God. Want er staat geschreven: “Hij, die de wijzen in hun eigen arglistigheid vat.”
28885  2CO 1:17  Ben ik nu, door dit te willen, wispelturig te werk gegaan; of richt ik de plannen, die ik maak, naar het vlees in, zodat het bij mij nu eens “Ja, ja” is, dan weer “Neen, neen”?
29385  EPH 5:14  Daarom wordt er gezegd: “Ontwaak, gij slaper; Sta op uit de doden, En Christus zal over u lichten!”
30086  HEB 4:5  en hier weer: “Neen, ze zullen niet ingaan in mijn Rust.”
30125  HEB 6:14  “Voorwaar, rijk zal Ik u zegenen, Overvloedig u vermenigvuldigen,”
30472  1PE 2:6  Daarom staat er in de Schrift: “Zie, Ik leg in Sion een uitverkoren steen, een kostbare hoeksteen; En wie in Hem gelooft, wordt niet beschaamd.”
30844  REV 4:8  En de vier Dieren hadden allen zes vleugels, van buiten en binnen vol ogen. Rusteloos riepen ze dag en nacht: “Heilig, Heilig, Heilig, De Heer, de almachtige God, Die wàs, en die is, en die kòmt!”
31038  REV 16:15  “Zie, Ik kom als een dief. Zalig hij die waakt en zijn kleren aanhoudt, opdat hij niet naakt ga, en men zijn schaamte niet zie.”
31156  REV 22:7  “Zie, ik kom spoedig! Zalig hij, die de woorden der profetie van dit boek onderhoudt.”
33841  SIR 51:10  Ik riep: “Jahweh, mijn Vader zijt Gij, Gij zijt de Held, die mij redt! Verlaat mij niet op de dag van benauwing, Op de dag van val en ondergang. Dan zal ik altijd uw Naam blijven loven, U blijven roemen in mijn gebed.”