339 | GEN 14:2 | oorlog voerden tegen Béra den koning van Sodoma, Birsja den koning van Gomorra, Sjinab den koning van Adma, Sjeméber den koning van Seboim en den koning van Béla (dat is Sóar), |
345 | GEN 14:8 | Nu trok de koning van Sodoma op met den koning van Gomorra, den koning van Adma, den koning van Seboim en den koning van Béla (dat is Sóar), en gezamenlijk stelden zij zich in de vlakte van Siddim in slagorde |
573 | GEN 23:1 | Toen Sara honderd zeven en twintig jaren oud was (dat was de leeftijd van Sara), |
4986 | DEU 3:9 | (de Sidoniërs noemen de Hermon Sirjon, de Amorieten noemen hem Senir), |
7010 | JDG 18:15 | Ze trokken er dus op af, kwamen bij het huis van den jongen leviet (het huis van Mika), en begroetten hem. |
8224 | 2SA 8:12 | (van Edom, Moab, de Ammonieten, de Filistijnen en Amalekieten), en met de buit, op Hadadézer behaald, den zoon van Rechob en koning van Soba. |
10639 | 1CH 9:20 | Pinechas, de zoon van Elazar (moge Jahweh met hem zijn), was vroeger hun hoofd geweest. |
26151 | JHN 1:38 | Jesus keerde Zich om, zag dat ze Hem volgden, en sprak tot hen: Wat zoekt gij? Ze zeiden Hem: Rabbi (dat betekent: Meester), waar houdt Gij verblijf? |
26173 | JHN 2:9 | Zodra nu de hofmeester van het water geproefd had, dat wijn was geworden, (hij wist niet, waar die vandaan kwam; maar de bedienden, die het water hadden geschept, wisten het wel), riep de hofmeester den bruidegom, |
26227 | JHN 4:2 | (hoewel Jesus zelf niet doopte, maar zijn leerlingen), |
27007 | ACT 1:15 | In die dagen stond Petrus op in het midden der broeders, (er waren ongeveer honderd twintig personen bijeen), en sprak: |
29156 | GAL 2:8 | (want Hij, die aan Petrus de kracht heeft geschonken voor het apostolaat onder de besnedenen, heeft ook aan mij de kracht geschonken voor de heidenen), |