|
2976 | En nadat AƤron de zonde(-), brand(-) en vredeoffers had opgedragen, strekte hij zijn handen uit over het volk en zegende het. Daarna daalde hij af. | |
3184 | De priester moet ze offeren; de een als zonde(-), de ander als brandoffer. Zo zal de priester voor hem verzoening verkrijgen voor het aanschijn van Jahweh, en is hij bevrijd van zijn kwaal. | |
3199 | De priester moet de een als zonde(-), de ander als brandoffer opdragen; zo zal de priester voor haar verzoening verkrijgen voor het aanschijn van Jahweh, en is zij bevrijd van haar onreine kwaal. |