Wildebeest analysis examples for:   nld-nld1939   )    February 11, 2023 at 19:16    Script wb_pprint_html.py   by Ulf Hermjakob

102  GEN 4:22  Ook Silla baarde: Toebal-Kaïn, een smid, den vader van alle brons(-) en ijzersmeden. De zuster van Toebal-Kaïn heette Naäma.
206  GEN 8:22  Zolang de aarde bestaat, Zal er zaai(-) en oogsttijd, koude en hitte zijn; Zomer en winter, dag en nacht, Nooit houden ze op!
339  GEN 14:2  oorlog voerden tegen Béra den koning van Sodoma, Birsja den koning van Gomorra, Sjinab den koning van Adma, Sjeméber den koning van Seboim en den koning van Béla (dat is Sóar),
345  GEN 14:8  Nu trok de koning van Sodoma op met den koning van Gomorra, den koning van Adma, den koning van Seboim en den koning van Béla (dat is Sóar), en gezamenlijk stelden zij zich in de vlakte van Siddim in slagorde
573  GEN 23:1  Toen Sara honderd zeven en twintig jaren oud was (dat was de leeftijd van Sara),
1803  EXO 10:25  Moses antwoordde: Onmogelijk; ge moet ons toch slacht(-) en brandoffers mee laten nemen, die wij aan Jahweh, onzen God, zullen brengen.
1912  EXO 14:22  En de kinderen Israëls trokken droogvoets midden door de zee, daar de wateren aan hun rechter(-) en hun linkerzij als een muur bleven staan.
1914  EXO 14:24  Maar in de morgenstond wierp Jahweh in de vuur(-) en wolkkolom een blik op het leger der Egyptenaren: Hij bracht het leger der Egyptenaren in verwarring,
1919  EXO 14:29  Maar Israëls kinderen waren droogvoets midden door de zee getrokken, daar de wateren aan hun rechter(-) en linkerzij als een muur bleven staan.
2012  EXO 18:12  Daarom droeg Jitro, Moses’ schoonvader, brand(-) en slachtoffers op ter ere van God, en Aäron kwam met de oudsten van Israël voor het aanschijn van God een offermaal houden met den schoonvader van Moses.
2076  EXO 20:24  Ge moet een altaar van aarde voor Mij oprichten, en daarop uw brand(-) en vredeoffers opdragen, uw schapen en runderen, overal, waar Ik mijn Naam doe gedenken, waar Ik u zal verschijnen en u zal zegenen.
2378  EXO 29:41  Het andere lam moet ge tegen de avond offeren. Gij moet er eenzelfde spijs(-) en plengoffer bij doen als des morgens. Het moet een heerlijk geurend vuuroffer zijn ter ere van Jahweh,
2392  EXO 30:9  Ge moogt daarop geen andere wierook offeren, dan die is voorgeschreven, noch daarop brand(-) en spijsoffers brengen, of plengoffers daarop uitgieten.
2445  EXO 32:6  En de volgende morgen droeg men brand(-) en vredeoffers op, en het volk zat neer, om te eten en te drinken, en ging zich vermaken.
2518  EXO 34:21  Zes dagen moogt ge werken, maar op de zevende dag zult gij rusten; zelfs in de ploeg(-) en oogsttijd zult ge dan rusten.
2737  EXO 40:29  en plaatste het brandofferaltaar aan de ingang van de tabernakel, de openbaringstent, en offerde daarop het brand(-) en spijsoffer, zoals Jahweh het Moses bevolen had.
2867  LEV 6:10  het mag dus niet gedesemd worden gebakken. Ik sta hun dit af als hun deel van mijn vuuroffers; het is hoogheilig, evenals het zonde(-) en schuldoffer.
2887  LEV 7:7  Voor het zonde(-) en het schuldoffer geldt dezelfde wet; het zal den priester behoren, die er de verzoeningsplechtigheid mee verricht.
2917  LEV 7:37  Dit is dus de wet op de brand(-) en spijsoffers, op de zonde(-) en schuldoffers, op de wijdings(-) en vredeoffers,
2961  LEV 9:7  En tot Aäron zei Moses: Treed nader tot het altaar, en draag uw zonde(-) en brandoffer op, om verzoening voor uzelf en voor het volk te verkrijgen; breng dan de gave van het volk en verkrijg verzoening voor hen, zoals Jahweh het heeft bevolen.
2976  LEV 9:22  En nadat Aäron de zonde(-), brand(-) en vredeoffers had opgedragen, strekte hij zijn handen uit over het volk en zegende het. Daarna daalde hij af.
2997  LEV 10:19  Aäron gaf Moses ten antwoord: Zie, ze hebben vandaag hun zonde(-) en brandoffers voor Jahweh gebracht, terwijl ik zo zwaar getroffen ben. Als ik heden van een zondeoffer had gegeten, zou dat Jahweh wel hebben behaagd?
3095  LEV 13:42  Maar zo hij op zijn kaal voor(-) of achterhoofd een vaalrode plek heeft, dan is dat melaatsheid, die op zijn kaal voor(-) of achterhoofd is uitgebroken.
3096  LEV 13:43  De priester moet hem onderzoeken. Is de roof van die plek op zijn kaal voor(-) of achterhoofd lichtrood, en ziet ze er uit als de melaatsheid van de huid,
3102  LEV 13:49  en die plek op dat kleed of dat leer, op die geweven of geknoopte stof of op een of ander ding van leer, is groen(-) of roodachtig, dan is die plek melaats, en moet aan den priester worden getoond.
3108  LEV 13:55  Ziet de priester, dat de plek na de wassing van het besmette ding, niet is veranderd, dan is het onrein; ook al heeft die plek zich niet uitgebreid. Ge moet het verbranden; het is een voortkankerende melaatsheid aan de achter(-) of voorkant.
3125  LEV 14:13  Dan moet hij het lam slachten op de heilige plaats, waar men het zonde(-) en brandoffer slacht; want dit schuldoffer komt evenals het zondeoffer den priester toe; het is hoogheilig.
3184  LEV 15:15  De priester moet ze offeren; de een als zonde(-), de ander als brandoffer. Zo zal de priester voor hem verzoening verkrijgen voor het aanschijn van Jahweh, en is hij bevrijd van zijn kwaal.
3199  LEV 15:30  De priester moet de een als zonde(-), de ander als brandoffer opdragen; zo zal de priester voor haar verzoening verkrijgen voor het aanschijn van Jahweh, en is zij bevrijd van haar onreine kwaal.
3244  LEV 17:8  Ge moet hun dus zeggen: Iedereen van Israëls huis en van de vreemdelingen in uw midden, die een brand(-) of slachtoffer opdraagt,
3421  LEV 23:18  Bij het brood moet ge zeven gave eenjarige lammeren offeren, een jongen stier en twee rammen; zij zullen met het daarbij behorend spijs(-) en plengoffer als een brandoffer voor Jahweh dienen, een heerlijk geurend vuuroffer voor Jahweh.
3440  LEV 23:37  Dit zijn de feesten van Jahweh, waarop gij godsdienstige bijeenkomsten moet houden, en aan Jahweh vuuroffers opdragen: brand(-) en spijsoffers, slacht(-) en plengoffers, zoals het voor iedere dag is bepaald;
3441  LEV 23:38  onverminderd de sabbatdagen van Jahweh, en behalve uw gaven en al uw gelofte(-) en vrijwillige offers, die ge aan Jahweh wilt schenken.
4134  NUM 14:25  (b) Trekt morgen weer de woestijn in, de richting uit van de Rode Zee.
4758  NUM 32:38  Nebo, Báal-Meon (onder een andere naam) en Sibma, en gaven aan de steden, die ze bouwden, andere namen.
4986  DEU 3:9  (de Sidoniërs noemen de Hermon Sirjon, de Amorieten noemen hem Senir),
4990  DEU 3:13  De rest van Gilad met heel Basjan, het koninkrijk van Og, dus de hele streek Argob, gaf ik aan de halve stam van Manasse; (dit hele Basjan werd het land der Refaïeten genoemd).
5054  DEU 4:48  van Aroër af, dat aan de rand van het Arnon-dal ligt tot aan de berg Sirjon (dat is de Hermon)
6079  JOS 10:13  En de zon stond stil, De maan bleef staan, Tot het volk zich op zijn vijanden had gewroken. (Staat dit niet beschreven in het boek van den Rechtvaardige?) En ongeveer een hele dag lang bleef de zon midden aan de hemel staan, en repte zich niet ten ondergang.
6309  JOS 18:14  Van het gebergte zuidelijk tegenover Bet(-)Choron draaide ze met een bocht in zuidwestelijke richting, en eindigde bij Kirjàt-Báal of Kirjat-Jearim, een stad van de Judeërs. Dit was de westelijke punt.
6394  JOS 21:11  en voor wie het eerste lot was gevallen, gaven ze: Kirjat-Arba of Hebron (deze Arba is de vader van Anak) in het judese bergland met zijn omliggende weidegronden.
7010  JDG 18:15  Ze trokken er dus op af, kwamen bij het huis van den jongen leviet (het huis van Mika), en begroetten hem.
7402  1SA 9:9  (Vroeger zei men namelijk in Israël, als men God ging bevragen: “Kom, laat ons naar den ziener gaan”; want de profeet van vandaag werd vroeger ziener genoemd.)
7403  1SA 9:10  (a) Toen zei Saul tot den knecht: Uw voorstel is goed; kom, laat ons naar den ziener gaan. Ze gingen dus naar de stad waar de godsman woonde.
8224  2SA 8:12  (van Edom, Moab, de Ammonieten, de Filistijnen en Amalekieten), en met de buit, op Hadadézer behaald, den zoon van Rechob en koning van Soba.
8967  1KI 7:30  (a) Verder had iedere wagen vier bronzen wielen met bronzen assen; (b) Iedere wagen had vier poten met steunstangen, welke beneden het bekken, vlak bij de slingers, waren vastgegoten;
8972  1KI 7:35  Boven op de wagentjes bevond zich een ronde band van een halve el hoogte, die aan de rand was bewerkt. (b) Deze lijst was vastgemaakt op de omlijsting van de wagentjes, waaraan ook de handvaten bevestigd waren.
9001  1KI 8:13  Zo kon ik het wagen, U een tempel te bouwen. Een huis, waar Gij eeuwig zult wonen! (Het staat in het Liederenboek.)
9403  1KI 19:13  Zodra Elias dit hoorde, bedekte hij zijn gelaat met zijn mantel. En er klonk een stem hem tegen, die sprak: Wat komt ge hier doen Elias? (b) En hij ging naar buiten, en bleef staan aan de ingang van de grot.
10169  2KI 22:20  (a) Ik zal u tot uw vaderen verzamelen, en gij zult in vrede worden bijgezet in uw graf; want uw ogen zullen niets van het onheil aanschouwen, dat Ik over deze plaats ga brengen! Toen zij dit antwoord aan den koning hadden meegedeeld,
10639  1CH 9:20  Pinechas, de zoon van Elazar (moge Jahweh met hem zijn), was vroeger hun hoofd geweest.
10954  1CH 21:15  Ook naar Jerusalem zond God den engel, om er verderf te stichten. (b) Toen kreeg Jahweh spijt over het onheil, en Hij sprak tot den verderfengel: Genoeg nu; trek nu uw hand terug! De engel van Jahweh bevond zich toen nabij de dorsvloer van Ornan, den Jeboesiet.
12122  EZR 4:7  Ook ten tijde van Artaxerxes richtten Bisjlam, Mitredat en Tabeël met hun overige ambtgenoten een schrijven aan Artaxerxes, den koning der Perzen. De brief was geschreven in het aramees, maar er was een vertaling bij (aramees)
12145  EZR 5:6  (Tekst van de brief, die Tattenai, de stadhouder van het gebied aan de overzijde van de Rivier, en Sjetar-Bozenai met hun ambtsgenoten, de generaals van de overzijde der Rivier, aan koning Darius hebben gezonden).
12312  NEH 1:11  (a) Ach Heer, laat uw oor toch luisteren naar het gebed van uw knecht, naar het gebed van uw dienaars, die uw Naam willen vrezen. Laat het toch aan uw dienaars gelukken, genade te vinden in het oog van dien man! (b) Daar ik de schenker des konings was,
17527  ECC 7:28  Maar mijn ziel zoekt nog altijd vergeefs;) Eén man vond ik op duizend; Maar een vrouw heb ik er niet onder gevonden.
23454  MAT 9:6  Welnu, opdat gij moogt weten, dat de Mensenzoon macht heeft op aarde, om zonde te vergeven, (hier sprak Hij tot den lamme:) sta op, neem uw bed, en ga naar huis.
24339  MRK 2:10  Welnu, opdat ge weten moogt, dat de Mensenzoon macht heeft op aarde, om zonden te vergeven, (hier sprak hij tot den lamme:)
24543  MRK 7:11  Gij echter zegt: Zo iemand tot vader en moeder zegt: “Korban (dat is offergave) is alles, waarmee ik u van dienst zou kunnen zijn”,
25200  LUK 5:24  Welnu, opdat gij weten moogt, dat de Mensenzoon macht heeft op aarde, om zonden te vergeven, (hier sprak Hij tot den lamme:) Ik zeg u: Sta op, neem uw bed, en ga naar huis.
25231  LUK 6:16  Judas (broer) van Jakobus, en Judas Iskáriot, die een verrader werd.
26151  JHN 1:38  Jesus keerde Zich om, zag dat ze Hem volgden, en sprak tot hen: Wat zoekt gij? Ze zeiden Hem: Rabbi (dat betekent: Meester), waar houdt Gij verblijf?
26154  JHN 1:41  Hij ontmoette zijn broer Simon het eerst, en zeide tot hem: We hebben den Messias (dat betekent: Christus) gevonden.
26155  JHN 1:42  En hij leidde hem tot Jesus. Jesus zag hem aan, en sprak: Gij zijt Simon, de zoon van Jona; gij zult Kefas heten (dat betekent: Petrus).
26173  JHN 2:9  Zodra nu de hofmeester van het water geproefd had, dat wijn was geworden, (hij wist niet, waar die vandaan kwam; maar de bedienden, die het water hadden geschept, wisten het wel), riep de hofmeester den bruidegom,
26227  JHN 4:2  (hoewel Jesus zelf niet doopte, maar zijn leerlingen),
26234  JHN 4:9  De samaritaanse vrouw zei Hem: Hoe, Gij, een Jood, vraagt te drinken aan mij, een samaritaanse vrouw? (Joden namelijk hebben geen omgang met Samaritanen.)
26250  JHN 4:25  De vrouw zeide Hem: Ik weet, dat de Messias komt, (die Christus genoemd wordt); wanneer Die komt, dan zal Hij ons alles verkondigen.
26516  JHN 9:7  en sprak tot hem: Ga u wassen in de vijver van Siloë (dat betekent: Gezonden). Hij ging er heen, waste zich, en kwam ziende terug.
26665  JHN 12:16  (Niet aanstonds begrepen zijn leerlingen dit; maar toen Jesus verheerlijkt was, herinnerden ze zich, dat dit van Hem geschreven stond, en dat men dit aan Hem had vervuld.)
26925  JHN 19:31  Daar het daags voor het paasfeest was, en er op de sabbat geen lijken aan het kruis mochten blijven, (het was nog wel een grote sabbat,) verzochten de Joden aan Pilatus, dat men hun de benen zou breken, en hen afnemen.
27007  ACT 1:15  In die dagen stond Petrus op in het midden der broeders, (er waren ongeveer honderd twintig personen bijeen), en sprak:
27127  ACT 4:36  Zo was er een zekere Josef, door de apostelen Bárnabas (dat is: zoon van vertroosting) geheten, een leviet, van Cyprus afkomstig;
27291  ACT 9:6  Sidderend van angst zeide hij: Heer, wat wilt Gij, dat ik doe? En de Heer zeide tot hem:) Sta op, en ga naar de stad; daar zal men u zeggen, wat ge moet doen.
27439  ACT 13:8  Maar Élumas de tovenaar, (want zo is de vertaling van zijn naam) werkte hen tegen, en zocht den proconsul van het geloof afkerig te maken.
27827  ACT 23:25  Want de overste was bang dat de Joden hem zouden oplichten en doden, en dat hij dan zelf beschuldigd zou worden, met geld te zijn omgekocht.)
29060  2CO 11:3  en nu bekruipt mij de vrees, dat zoals de slang met haar arglist Eva bedroog, ook úw gezindheid verleid wordt en afgeleid van de oprechte trouw (en de reinheid) tot Christus.
29156  GAL 2:8  (want Hij, die aan Petrus de kracht heeft geschonken voor het apostolaat onder de besnedenen, heeft ook aan mij de kracht geschonken voor de heidenen),
30698  1JN 5:7  Zodat er drie zijn, die getuigenis afleggen (in de hemel: de Vader, het Woord en de heilige Geest; en deze drie zijn één. En drie zijn er, die getuigenis afleggen op de aarde):
34808  1MA 10:20  Daarom stellen wij u bij deze aan tot hogepriester van uw volk, en bepalen, dat uw titel zal zijn: ”Vriend des konings”. (Ook zond hij hem een purperen kleed en een gouden kroon). Kies dus onze partij, en houd vast aan onze vriendschap,