12101 | EZR 2:69 | Ook droeg men naar vermogen bij aan het fonds, dat voor de eredienst was bestemd: voor een en zestigduizend drachmen7 aan goud, voor vijfduizend mina aan zilver, en honderd priestergewaden. |
15963 | PSA 118:26 | Gezegend, die komt in de Naam van Jahweh:7 Uit Jahweh’s woning bidden wij zegen u toe! |
34257 | 1MA 1:10 | Uit hen nu ontsproot een goddeloos wicht, Antiochus Epifanes, een zoon van koning Antiochus. Hij was in Rome gijzelaar geweest, en kwam aan de regering in het jaar 137 van de griekse heerschappij. |
34418 | 1MA 3:37 | De koning zelf nam de andere helft van de troepen, vertrok in het jaar 147 uit zijn hoofdstad Antiochië, stak de Eufraat over en doorkruiste de hoger gelegen gebieden. |
35055 | 1MA 13:51 | En op de drie en twintigste dag van de tweede maand in het jaar 171 hield hij zijn plechtige intocht onder gejuich en het wuiven van palmen, onder het spelen van citers, cymbalen en harpen, en het zingen van hymnen en liederen: Want de grote vijand was uit Israël verdreven! |
35058 | 1MA 14:1 | In het jaar 172 riep koning Demétrius zijn troepen bijeen, en trok naar Medië, om daar versterking te zoeken voor zijn strijd tegen Trúfon. |
35084 | 1MA 14:27 | De oorkonde luidde aldus: Op de achttiende Eloel van het jaar 172, het derde jaar van Sjimon, hogepriester |
35116 | 1MA 15:10 | In het jaar 174 trok Antiochus dus het rijk van zijn vaderen binnen, en zoveel troepen sloten zich bij hem aan, dat er maar weinigen bij Trúfon bleven. |
35161 | 1MA 16:14 | Nu was Sjimon gewoon, de steden in het land af te reizen, om te weten, wat ze nodig hadden. Zo ging hij ook naar Jericho, vergezeld van zijn zonen Mattitja en Judas; het was de elfde maand van het jaar 177, welke maand Sjebat genoemd wordt |