Wildebeest analysis examples for:   nld-nld1939   C    February 11, 2023 at 19:16    Script wb_pprint_html.py   by Ulf Hermjakob

42  GEN 2:11  De eerste heet de Pisjon; deze stroomt om het hele land Chawila heen, waar het goud wordt gevonden;
97  GEN 4:17  Kaïn had gemeenschap met zijn vrouw; zij werd zwanger, en baarde Chanok. Hij bouwde later een stad, en noemde die stad naar Chanok, zijn zoon.
98  GEN 4:18  Aan Chanok werd Irad geboren, en Irad verwekte Mechoejaël; Mechoejaël verwekte Metoesjaël, en Metoesjaël weer Lémek.
138  GEN 5:32  Noë was vijfhonderd jaar oud, toen hij Sem, Cham en Jáfet verwekte.
148  GEN 6:10  Noë verwekte drie zonen: Sem, Cham en Jáfet.
173  GEN 7:13  Nog diezelfde dag ging Noë in de ark met Sem, Cham en Jáfet, de zonen van Noë, met de vrouw van Noë en de drie vrouwen van zijn zonen;
224  GEN 9:18  De zonen van Noë, die de ark verlieten, waren Sem, Cham en Jáfet; Cham was de vader van Kanaän.
228  GEN 9:22  Toen Cham, de vader van Kanaän, de schaamte van zijn vader zag, ging hij het buiten aan zijn twee broers vertellen.
236  GEN 10:1  Dit is de geslachtslijst van de zonen van Noë: van Sem, Cham en Jáfet; want hun werden na de zondvloed zonen geboren.
241  GEN 10:6  De zonen van Cham zijn Koesj, Egypte, Poet en Kanaän.
242  GEN 10:7  De zonen van Koesj zijn Seba, Chawila, Sabta, Rama en Sabteka. De zonen van Rama zijn Sjeba en Dedan.
250  GEN 10:15  Kanaän verwekte Sidon, zijn eerstgeborene, en Chet;
252  GEN 10:17  de Chiwwieten, Arkieten en Sinieten,
253  GEN 10:18  de Arwadieten, Semarieten en Chamatieten. Later werden de stammen der Kanaänieten verspreid,
255  GEN 10:20  Dit zijn de zonen van Cham volgens hun stammen en talen, naar hun landen en volken.
258  GEN 10:23  De zonen van Aram zijn Oes, Choel, Géter en Masj.
261  GEN 10:26  Joktan verwekte Almodad en Sjélef, Chasarmáwet en Jérach,
264  GEN 10:29  Ofir, Chawila en Jobab: allen zonen van Joktan.
295  GEN 11:28  Haran stierf nog bij het leven van Tara, zijn vader, in zijn geboorteland, in Oer der Chaldeën.
298  GEN 11:31  Tara nam zijn zoon Abram en zijn kleinzoon Lot, den zoon van Haran, en zijn schoondochter Sarai, de vrouw van zijn zoon Abram, met zich mee, en voerde ze weg uit Oer der Chaldeën, om naar het land Kanaän te trekken. Maar eenmaal in Charan gekomen, bleven zij daar wonen.
299  GEN 11:32  Tara werd tweehonderd vijf jaar oud, en stierf in Charan.
303  GEN 12:4  Toen vertrok Abram, zoals Jahweh hem bevolen had, en Lot ging met hem mee; Abram was vijf en zeventig jaar oud, toen hij uit Charan wegtrok.
304  GEN 12:5  Abram nam Sarai, zijn vrouw, en zijn neef Lot met zich mee, met heel hun bezit, en al de slaven, die zij in Charan hadden verworven; ze gingen op weg naar het land Kanaän, en kwamen daar aan.
343  GEN 14:6  en de Chorieten in het gebergte van Seïr tot aan de eik van Paran, aan de rand der woestijn.
344  GEN 14:7  Op hun terugtocht waren zij naar En-Misjpat getrokken, dat is Kadesj, en hadden al de vorsten der Amalekieten verslagen en eveneens de Amorieten, die in Chasason-Tamar wonen.
352  GEN 14:15  overviel ze des nachts van verschillende kanten met zijn dienaars, versloeg ze en joeg ze na tot Choba, ten noorden van Damascus.
368  GEN 15:7  Daarop sprak Hij tot hem: Ik ben Jahweh, die u uit Oer der Chaldeën heb geleid, om u dit land in eigendom te geven.
381  GEN 15:20  de Chittieten, Perizzieten en Refaieten,
570  GEN 22:22  en Késed, Chazo, Pildasj, Jidlaf en Betoeël.
575  GEN 23:3  verliet Abraham zijn afgestorvene, om met de zonen van Chet te gaan spreken.
577  GEN 23:5  De zonen van Chet gaven Abraham ten antwoord:
579  GEN 23:7  Toen stond Abraham op, boog zich ter aarde voor de Chittieten, de bewoners van het land,
582  GEN 23:10  Daar ook Efron zelf in de kring der Chittieten zat, stond dus Efron, de Chittiet, Abraham te woord ten aanhoren van al de zonen van Chet, die naar de poort van zijn stad waren gekomen. Hij sprak:
588  GEN 23:16  Abraham ging in op het aanbod van Efron, en woog het zilver af, dat Efron ten aanhoren van de zonen van Chet had gevraagd: vierhonderd zilveren sikkels, zoals ze bij de kooplui gangbaar zijn.
590  GEN 23:18  Abrahams eigendom in tegenwoordigheid van al de Chittieten, die naar de poort van zijn stad waren gekomen.
592  GEN 23:20  Zo ging de akker en de grot, die er op ligt, van de zonen van Chet aan Abraham over als familiegraf.
663  GEN 25:4  De zonen van Midjan waren Efa, Efer, Chanok, Abida en Eldaä. Dat waren allen nakomelingen van Ketoera.
668  GEN 25:9  Zijn zonen Isaäk en Jisjmaël begroeven hem in de grot van Makpela, die ten oosten van Mamre ligt, op de akker van Efron, den zoon vanchar, den Chittiet.
669  GEN 25:10  Het was de akker, die Abraham van de Chittieten gekocht had. Daar liggen Abraham en zijn vrouw Sara begraven.
674  GEN 25:15  Chadad, Tema, Jetoer, Nafisj en Kédma.
677  GEN 25:18  Hij woonde van Chawila tot Sjoer, dat tegenover Egypte ligt, en tot Assjoer toe, verwijderd van al zijn broeders.
727  GEN 26:34  Toen Esau veertig jaar oud was, huwde hij Jehoedit, de dochter van den Chittiet Beëri, en Basemat, de dochter van den Chittiet Elon.
771  GEN 27:43  Luister nu naar mij, mijn jongen. Maak u gereed, om naar mijn broer Laban in Charan te vluchten,
774  GEN 27:46  Toen zei Rebekka tot Isaäk: Het leven walgt me al om de dochters van Chet. Als nu ook Jakob een vrouw neemt uit de meisjes van het land, wat heb ik dan aan mijn leven?
784  GEN 28:10  Toen Jakob van Beër-Sjéba was afgereisd en naar Charan trok,
800  GEN 29:4  Jakob sprak hen aan: Broeders, waar komt gij vandaan? Zij antwoordden: Wij zijn van Charan.
983  GEN 34:2  Sikem, de zoon van Hemor, den Chiwwiet, en vorst van dat land, zag haar; hij schaakte haar, ging met haar slapen en verkrachtte haar.
1043  GEN 36:2  Esau had zich de volgende vrouwen uit de kanaänietische meisjes genomen: Ada, de dochter van den Chittiet Elon; Oholibama, de dochter van Ana, de kleindochter van den Chiwwiet Sibon;
1061  GEN 36:20  En dit zijn de zonen van den Choriet Seïr, de eigenlijke bewoners van het land: Lotan, Sjobal, Sibon, en Ana.
1062  GEN 36:21  Verder Disjon, Éser en Disjan. Ze zijn de stamhoofden van de Chorieten, de zonen van Seïr, in het land Edom.
1063  GEN 36:22  De zonen van Lotan waren Chori en Hemam; de zuster van Lotan was Timna.
1067  GEN 36:26  Dit zijn de zonen van Disjon: Chemdan, Esjban, Jitran en Keran.
1070  GEN 36:29  Dit zijn dus de stamhoofden van de Chorieten: de stamhoofden van Lotan, Sjobal, Sibon, Ana,
1075  GEN 36:34  Na de dood van Jobab regeerde Choesjam uit het land der Temanieten in zijn plaats.
1076  GEN 36:35  Na de dood van Choesjam regeerde Hadad, de zoon van Bedad in zijn plaats. Hij was het, die Midjan in de vlakten van Moab versloeg; zijn stad heette Awit.
1079  GEN 36:38  Na de dood van Sjaoel regeerde Báal-Chanan, de zoon van Akbor in zijn plaats.
1080  GEN 36:39  Na de dood van Báal-Chanan, den zoon van Akbor, regeerde Hadar in zijn plaats zijn hofstad heette Paoe. Zijn vrouw heette Mehetabel, en was de dochter van Matred en kleindochter van Me-Zahab.
1121  GEN 38:1  Omstreeks diezelfde tijd verliet Juda zijn broers, en begaf zich naar een man in Adoellam, Chira genaamd.
1132  GEN 38:12  Geruime tijd later stierf de dochter van Sjóea, Juda’s vrouw. Toen de rouwtijd voorbij was, ging Juda eens in gezelschap van zijn vriend Chira uit Adoellam naar Timna, om zijn schapenscheerders te bezoeken.
1396  GEN 46:9  De zonen van Ruben waren Chanok, Palloe, Chesron en Karmi.
1399  GEN 46:12  De zonen van Juda: Er, Onan, Sjela, Fares en Zara. Er en Onan stierven in het land Kanaän. De zonen van Fares waren Esron en Chamoel.
1403  GEN 46:16  De zonen van Gad waren: Sifjon, Chaggi, Sjoeni, Esbon, Eri, Arodi en Areli.
1404  GEN 46:17  De zonen van Aser: Jimna, Jisjwa, Jisjwi en Beria, en Sérach hun zuster. De zonen van Beria waren Chéber en Malkiël.
1408  GEN 46:21  De zonen van Benjamin waren Béla, Béker, Asjbel, Gera, Naäman, Echi, Rosj, Moeppim, Choeppim en Ard.
1410  GEN 46:23  De zoon van Dan was Choesjim.
1503  GEN 49:29  Daarna gaf Jakob hun het volgende bevel: Wanneer ik bij mijn volk ben verzameld, begraaft mij dan bij mijn vaderen in de grot, op de akker van Efron, den Chittiet.
1504  GEN 49:30  Het is de grot op de akker van Makpela, ten oosten van Mamre, in het land Kanaän; de akker, die Abraham als een familiegraf van Efron, den Chittiet, heeft gekocht.
1506  GEN 49:32  Het is het stuk land, dat van de zonen van Chet is gekocht met de grot, die erop ligt.
1520  GEN 50:13  Ze brachten hem naar het land Kanaän over, zoals hij hun had gelast, en begroeven hem in de grot op de akker van Makpela, ten oosten van Mamre, die Abraham als een familiegraf had gekocht van Efron, den Chittiet.
1588  EXO 3:8  Daarom ben Ik neergedaald, om het uit de macht van Egypte te verlossen, en om het uit dit land te geleiden naar een schoon en uitgestrekt land: naar een land, dat druipt van melk en honing, de woonplaats van de Kanaänieten en Chittieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jeboesieten.
1597  EXO 3:17  Daarom heb Ik besloten: Uit de ellende van Egypte voer Ik u weg naar het land der Kanaänieten en Chittieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jeboesieten, naar een land, dat druipt van melk en honing!”
1670  EXO 6:14  Dit zijn de hoofden hunner geslachten. De zonen van Ruben, den eerstgeborene van Israël, waren Chanok en Palloe, Chesron en Karmi. Dit zijn de geslachten van Ruben.
1674  EXO 6:18  De zonen van Kehat waren Amram, Jishar, Chebron en Oezziël; Kehat werd honderd drie en dertig jaar oud.
1873  EXO 13:5  En wanneer Jahweh u in het land van de Kanaänieten, Chittieten, Amorieten, Chiwwieten en Jeboesieten heeft gebracht: het land, dat Jahweh u geven zal, zoals Hij uw vaderen heeft gezworen, het land, dat druipt van melk en honing: volbrengt dan in deze maand, het volgende gebod:
1994  EXO 17:10  Josuë deed wat Moses hem had gezegd. Hij trok uit, om Amalek te bestrijden, terwijl Moses, Aäron en Choer de top van de heuvel beklommen.
1996  EXO 17:12  Maar tenslotte werden de handen van Moses vermoeid. Nu namen zij een steen, legden die onder hem, en hij ging er op zitten; terwijl Aäron en Choer, ieder aan een kant, zijn handen ondersteunden, zodat zijn handen gestrekt bleven tot zonsondergang toe.
2168  EXO 23:23  Waarachtig, dan zal mijn engel voor u uitgaan, en u aanvoeren tegen de Amorieten, Chittieten, Perizzieten, Kanaänieten, Chiwwieten, Jeboesieten, en Ik zal ze vernietigen.
2173  EXO 23:28  Dan zal Ik horzels voor u uitzenden, die de Chiwwieten, Kanaänieten en Chittieten voor u zullen opjagen.
2192  EXO 24:14  Hij zei tot de oudsten: Blijft hier, totdat we tot u terugkeren. Zie, Aäron en Choer blijven bij u. Wie een rechtsgeding heeft, kan zich tot hen wenden.
2423  EXO 31:2  Zie, Ik heb Besalel, den zoon van Oeri, zoon van Choer, uit de stam van Juda uitverkoren,
2476  EXO 33:2  Ik zal dus een engel voor u uitzenden, die de Kanaänieten, Amorieten, Chittieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jeboesieten zal verdrijven,
2508  EXO 34:11  Onderhoud slechts, wat Ik u heden gebied; dan drijf Ik de Amorieten, Kanaänieten, Chittieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jeboesieten voor u uit.
2562  EXO 35:30  Daarop sprak Moses tot de Israëlieten: Ziet, Jahweh heeft Besalel, den zoon van Oeri, zoon van Choer, uit de stam van Juda uitverkoren,
2656  EXO 38:22  Besalel, de zoon van Oeri, zoon van Choer, uit de stam van Juda, had alles vervaardigd, wat Jahweh aan Moses bevolen had;
3614  NUM 1:9  voor Zabulon Eliab, de zoon van Chelon.
3666  NUM 2:7  Bovendien de stam van Zabulon; de aanvoerder der Zabulonieten was Eliab, de zoon van Chelon,
3712  NUM 3:19  van de zonen van Kehat naar hun geslachten: Amram en Jishar, Chebron en Oezziël;