Wildebeest analysis examples for:   nld-nld1939   Word.”    February 11, 2023 at 19:16    Script wb_pprint_html.py   by Ulf Hermjakob

947  GEN 32:19  dan moet ge antwoorden: “Het is van Jakob, uw dienaar; het is een geschenk, dat hij zendt aan Esau, mijn heer; zie, hij zelf komt achter ons aan.”
1330  GEN 44:5  Waarom hebt ge de zilveren beker gestolen, en nog wel die, waar mijn heer uit drinkt en waaruit hij de toekomst voorspelt. Ge hebt daar slecht mee gedaan.”
1357  GEN 44:32  Waarachtig, uw dienaar is borg gebleven voor den knaap bij mijn vader, en heeft hem gezegd: “Als ik hem niet bij u terugbreng, blijf ik mijn leven lang schuldig voor mijn vader.”
1370  GEN 45:11  Ik zal u met uw huisgezin en heel uw bezit onderhouden, opdat gij niet tot armoede vervalt; want de hongersnood zal nog vijf jaren duren.”
1377  GEN 45:18  om uw vader en uw gezinnen te halen, en komt naar mij terug. Dan zal ik u het puik van Egypte schenken, en ge zult het beste genieten, wat het land opbrengt.”
1419  GEN 46:32  De mannen willen hun kudde weiden; want het zijn veebezitters, en ze hebben hun schapen en runderen met heel hun bezit met zich meegebracht.”
1421  GEN 46:34  moet ge antwoorden: “Uw dienaars zijn als onze vaders veebezitters geweest van onze jeugd af tot heden toe.” Dan zult gij u in het land Gósjen mogen vestigen; want de Egyptenaren hebben een afkeer van schaapherders.
1512  GEN 50:5  dat mijn vader mij heeft bezworen: “Wanneer ik dood ben, moet ge mij begraven in het graf, dat ik voor mij heb uitgehouwen in het land Kanaän.” Daarom zou ik willen vertrekken, om mijn vader te begraven; daarna zal ik terugkeren.
1524  GEN 50:17  Uw vader heeft voor zijn dood ons bevolen: “Zo moet ge tot Josef spreken! Vergeef toch de misdaad en de zonde van uw broers en het leed, dat zij u hebben aangedaan.” Vergeef dus de misdaad der dienaars van den God van uw vader! Toen men zo tot hem sprak begon Josef te wenen.
1715  EXO 7:29  Maar ook u zelf, uw volk en heel uw hof zullen de kikkers bespringen.”
1716  EXO 8:1  Jahweh sprak dus tot Moses: Zeg aan Aäron: “Strek uw hand met uw staf uit over de beken, kanalen en plassen, en laat er kikkers uit springen over het land Egypte.”
1744  EXO 9:1  Toen sprak Jahweh tot Moses: Ga naar Farao en zeg hem: “Zo spreekt Jahweh, de God der Hebreën! Laat mijn volk vertrekken, om Mij te vereren.”
1884  EXO 13:16  Prent het u in als een merk op uw hand en als een teken op uw voorhoofd; want met sterke hand heeft Jahweh ons uit Egypte geleid.”
2075  EXO 20:23  “Gij zult geen goden maken naast Mij, u geen afgoden maken van zilver of goud.”
2452  EXO 32:13  Gedenk toch uw dienaren Abraham, Isaäk en Israël, wien Gij bij Uzelf hebt gezworen: “Ik zal uw kroost talrijk maken als de sterren aan de hemel, en hun heel dit land schenken, dat Ik hun heb beloofd, en zij zullen het als erfdeel bezitten voor eeuwig.”
2958  LEV 9:4  verder een stier met een ram, om ze voor Jahweh’s aanschijn te slachten als vredeoffer; en tenslotte een spijsoffer met olie gemengd. Want heden zal Jahweh u verschijnen.”
5864  JOS 1:11  Trekt het kamp door, en gelast het volk: “Maakt proviand gereed; want over drie dagen moet ge hier de Jordaan oversteken, om het land in bezit te gaan nemen, dat Jahweh, uw God, u in eigendom geeft.”
5991  JOS 7:13  Sta op, heilig het volk en beveel: Heiligt u voor morgen! Want aldus spreekt Jahweh, Israëls God: “Israël, er is iets onder u, dat door de ban is getroffen. Ge zult niet opgewassen zijn tegen uw vijanden, tot gij die ban uit uw midden hebt verwijderd.”
6050  JOS 9:11  Daarom zeiden onze oudsten en al onze landgenoten tot ons: Neemt levensmiddelen voor onderweg met u mee, gaat hun tegemoet en zegt hun: “We zijn uw dienaars; sluit dus een verbond met ons.”
6198  JOS 14:9  Daarom verklaarde Moses toentertijd onder ede: “Het land, waarop gij uw voet hebt gezet, zal u en uw zonen voor altijd tot erfdeel zijn, omdat gij Jahweh, mijn God, trouw zijt gebleven.”
6758  JDG 9:2  Dit moet ge al de burgers van Sikem eens duidelijk zeggen: “Wat is beter voor u, dat al de zeventig zonen van Jeroebbáal over u heersen, of dat één man u regeert? En denkt daarbij, dat ik van uw gebeente en vlees ben.”
6893  JDG 13:7  Hij zei me: “Ge zult moeder worden en een zoon baren. Maar ge moogt geen wijn of sterke drank drinken, en niets onreins eten; want van de moederschoot af tot de dag van zijn dood zal die jongen een Godgewijde zijn.”
7172  RUT 2:21  Rut, de moabietische, hernam: Hij heeft me ook nog gezegd: “Blijf bij mijn knechten, totdat ze mijn hele oogst hebben binnengehaald.”
7366  1SA 7:12  Toen nam Samuël een steen, plaatste die halverwege tussen Mispa en Sjen, noemden hem: Ében-Haézer, en sprak: “Tot hier toe heeft Jahweh ons geholpen.”
7432  1SA 10:12  Maar een van hen gaf ten antwoord: Maar wat betekent hun vader dan wel? Daarom werd het een spreekwoord: “Behoort ook Saul bij de profeten.”
7700  1SA 18:22  En aan zijn dienaren gaf Saul de opdracht: Zeg eens in vertrouwen tot David: “Zie, de koning is op u gesteld en al zijn dienaren mogen u graag; ge moet dus maar de schoonzoon van den koning worden.”
8660  2SA 23:4  Hij is als het morgenlicht bij het stralen der zon Op een wolkenloze morgen; Als de zonneschijn na de regen, Die het groen uit de grond doet ontluiken.”
9007  1KI 8:19  Maar niet gij zult de tempel bouwen; doch uw zoon, die uit uw lenden voortkomt, zal een tempel bouw voor mijn Naam.”
9013  1KI 8:25  Welnu dan, Jahweh, Israëls God, vervul aan uw dienaar David, mijn vader, ook de belofte, die Gij hem deedt: “Nooit zal het U aan een man ontbreken, die voor mijn aanschijn op Israëls troon is gezeten, indien uw zonen slechts op hun gedrag willen letten en voor mijn aanschijn wandelen, zoals gij voor mijn aanschijn gewandeld hebt.”
9163  1KI 12:9  Hij zeide hun: Wat raadt gij mij, dit volk te antwoorden, dat mij heeft durven zeggen: “Verlicht het juk, dat uw vader ons heeft opgelegd.”
9196  1KI 13:9  Want aldus heeft Jahweh mij bevolen: “Eet er geen brood en drink er geen water; keer niet terug langs dezelfde weg, die gij zijt gekomen.”
9204  1KI 13:17  Want Jahweh heeft mij gezegd: “Gij moogt daar geen brood eten en geen water drinken, noch terugkeren langs dezelfde weg, die gij zijt gegaan.”
9205  1KI 13:18  Doch de ander verzekerde: Ook ik ben een profeet, evenals gij; en een engel heeft mij op last van Jahweh gezegd: “Breng hem terug naar uw huis; dan kan hij brood eten en water drinken.” Hij loog hem dit voor.
9355  1KI 18:11  En nu zegt gij: “Ga aan uw meester zeggen, dat Elias er is.”
9358  1KI 18:14  En nu zegt gij: “Ga aan uw meester zeggen, dat Elias er is.” Hij vermoordt mij zeker.
9422  1KI 20:11  Maar de koning van Israël antwoordde: Er is een spreekwoord: “Iemand die aangespt moet niet juichen als iemand die losgespt.”
9450  1KI 20:39  Toen de koning voorbij kwam, riep hij hem jammerend toe en zeide: Toen uw dienaar het strijdgewoel had verlaten, kwam er een aanvoerder met een man naar mij toe, en zeide: “Bewaak dezen man; als hij vermist wordt, komt gij voor hem in de plaats, of ge betaalt een talent zilver.”
9460  1KI 21:6  Hij antwoordde haar: Ik heb met Nabot uit Jizreël gesproken en hem gezegd: “Verkoop mij uw wijngaard, of wanneer ge dit liever hebt, dan geef ik er u een andere voor in de plaats.” En hij antwoordde: “Ik geef u mijn wijngaard niet.”
9543  2KI 1:6  Zij antwoordden: We zijn een man tegengekomen, die ons zeide: “Keert terug naar den koning, die u gezonden heeft, en zegt hem: Zo spreekt Jahweh! Is er geen God in Israël meer, dat ge boden uitzendt, om Báal-Zeboeb, den god van Ekron, te raadplegen? Daarom zult ge van het bed, waarop ge ligt, niet meer opstaan; want ge zult sterven.”
9664  2KI 5:13  Maar zijn dienaren trachtten hem te overreden, en zeiden: Vader, wanneer de profeet u iets moeilijks had voorgeschreven, dan hadt ge het zeker gedaan. Waarom dan niet, nu hij zegt: “Was u en ge wordt rein.”
9706  2KI 6:28  De koning vroeg verder: Wat hebt ge eigenlijk? Zij antwoordde: Deze vrouw hier heeft tot mij gezegd: “Geef uw zoon, om hem vandaag op te eten; dan eten we morgen den mijne op.”
9763  2KI 9:3  Neem dan de kruik met olie, giet die over zijn hoofd uit, en zeg: “Zo spreekt Jahweh! Ik zalf u tot koning over Israël.” Open daarna de deur, en loop hard weg.
9909  2KI 14:9  Maar Joasj, de koning van Israël, zond aan Amas-ja, den koning van Juda, dit antwoord: Een distel op de Libanon zond aan een ceder op de Libanon deze boodschap: “Geef uw dochter aan mijn zoon tot vrouw.” Intussen liep het wild gedierte van de Libanon over de distel heen, en vertrapte ze.
10053  2KI 18:25  Maar ben ik dan, zonder dat Jahweh het wilde, tegen dit land opgetrokken, om het te verwoesten? Neen, Jahweh heeft mij gezegd: “Trek op naar dit land en verwoest het.”
10131  2KI 21:8  En wanneer de kinderen van Israël mijn geboden en de wet, die Ik door mijn dienaar Moses heb afgekondigd, getrouw onderhouden, zal Ik hen nooit meer verjagen uit het land, dat Ik aan hun vaderen gegeven heb.”
11151  1CH 28:3  Maar God heeft mij gezegd: “Niet gij moet een huis bouwen ter ere van mijn Naam; want gij zijt een oorlogsman, en hebt bloed vergoten.”
11155  1CH 28:7  Ik zal zijn heerschappij voor altijd bevestigen, wanneer hij voortgaat, zooals nu, mijn wetten en geboden te onderhouden.”
11296  2CH 6:9  Maar niet gij zult de tempel bouwen, doch uw zoon, die uit uw lenden voortkomt, zal een tempel bouwen voor mijn Naam.”
11303  2CH 6:16  Welnu dan, Jahweh, Israëls God, vervul aan uw dienaar David, mijn vader, ook de belofte, die Gij hem deedt: “Nooit zal het u aan een man ontbreken, die op Israëls troon is gezeten, indien uw zonen slechts op hun gedrag willen letten en voor mijn aanschijn wandelen, zoals gij voor mijn aanschijn gewandeld hebt.”
11409  2CH 10:9  Hij zeide hun: Wat raadt gij mij, dit volk te antwoorden, dat mij heeft durven zeggen: “Verlicht het juk, dat uw vader ons heeft opgelegd.”
11727  2CH 25:18  Maar Joasj, de koning van Israël, zond aan Amas-jáhoe, den koning van Juda, dit antwoord: Een distel op de Libanon zond aan een ceder op de Libanon deze boodschap: “Geef uw dochter aan mijn zoon tot vrouw.” Intussen liep het wild gedierte van de Libanon over de distel heen, en vertrapte ze.
11891  2CH 32:11  Ezekias is een bedrieger; hij zal u nog dood laten hongeren en dorsten met zijn praatjes van: “Jahweh onze God zal ons verlossen uit de macht van den koning van Assjoer.”
14536  PSA 39:2  Voor muziekbegeleiding; voor Jedoetoen: een psalm van David. Ik had wel gezegd: “Goed wil ik op mijn woorden letten, Om niet te zondigen met mijn tong; Mijn mond beteugelen, Als de boze er bij staat.”
14747  PSA 52:3  Voor muziekbegeleiding. Een leerdicht van David, nadat Doëg, de Edomiet aan Saül was gaan melden: “David is in het huis van Achimélek gekomen.” Wat pocht gij op boosheid, En snoeft gij op onrecht,
14765  PSA 54:3  Voor muziekbegeleiding; met harpen. Een leerdicht van David, toen de Zifieten Saül kwamen melden: “David houdt zich bij ons schuil.” O God, kom mij te hulp door uw Naam, En verschaf mij recht door uw kracht.
14797  PSA 56:2  Voor muziekbegeleiding; op de wijze: “Een duif van ver verwijderde terebinten.” Een puntdicht van David, toen de Filistijnen hem in Gat gevangen hielden. Ontferm U mijner, o God; want de mensen grijpen mij aan, Bekampen en kwellen mij iedere dag;
14811  PSA 57:2  Voor muziekbegeleiding: “verderf niet.” Een puntdicht van David, toen hij voor Saül in de spelonk vluchtte. Ontferm U mijner, o God; ontferm U mijner, Want ik neem mijn toevlucht tot U. In de schaduw uwer vleugelen zoek ik een schuilplaats, Totdat het onheil voorbij is. Verhef U boven de hemelen, o God; Uw glorie vervulle de aarde!
14823  PSA 58:2  Voor muziekbegeleiding; “Verderf niet.” Een puntdicht van David. Meent gij nu werkelijk recht te spreken, En met rechtvaardigheid de mensen te richten?
14835  PSA 59:2  Voor muziekbegeleiding; “Verderf niet.” Een puntdicht van David, toen Saül het huis liet bewaken, om hem te doden. Red mij van mijn vijanden, o mijn God, Bescherm mij tegen mijn verdrukkers;
14854  PSA 60:3  Voor muziekbegeleiding; op de wijze: “De lelie der wet.” Een punt- en leerdicht van David, toen, na zijn oorlog tegen Aram van Mesopotamië en Aram-Soba, Joab terugkeerde, en in het Zoutdal twaalfduizend Edomieten versloeg. O God, Gij hebt ons verstoten, Onze gelederen verbroken; Gij waart vertoornd, En hebt ons doen vluchten.
14990  PSA 69:2  Voor muziekbegeleiding; op de wijze: “De leliën.” Van David. Red mij, o God! Want het water staat aan mijn lippen;
15128  PSA 75:2  Voor muziekbegeleiding; op de wijze: “Verderf niet.” Een psalm van Asaf; een lied. Wij loven U, God, en prijzen U, Wij roepen uw Naam aan, en vermelden uw wonderen!
15258  PSA 80:2  Voor muziekbegeleiding; op de wijze: “Leliën der Wet.” Een psalm van Asaf. Herder van Israël, ach, wil toch horen: Gij, die Josef leidt als een kudde; Die troont op de Cherubs, laat stralen uw licht
15474  PSA 91:14  “Omdat hij Mij liefheeft, zal Ik hem redden, En omdat hij mijn Naam kent, hem beschermen; Roept hij Mij aan, Dan antwoord Ik hem.”
15684  PSA 105:11  Hij zeide: “Aan u zal Ik geven Het land van Kanaän als uw erfdeel.”
17178  PRO 24:29  Zeg niet: “Zoals hij mij heeft gedaan, zal ik hem doen; Ik zet den man zijn daden betaald.”
17670  SNG 5:2  Ik sluimerde, maar mijn hart was wakker: Daar hoorde ik mijn beminde kloppen! “Doe open, mijn zuster, Mijn liefste, mijn duifje, mijn schoonste; Want mijn hoofd is nat van de dauw, Mijn lokken zijn klam van de nacht.”
21482  EZK 37:16  Mensenkind, ge moet een stok nemen en daarop schrijven: “Juda en de Israëlieten, die daarbij horen”. Neem dan een andere stok, en schrijf daarop: “Josef en het hele huis van Israël, dat daarbij hoort.”
22636  JON 3:9  Misschien dat God zich dan nog bedenkt, en berouw krijgt; dat Hij zijn grimmige toorn laat varen, en wij niet om ‘t leven komen.”
23244  MAT 2:6  “En gij, Bétlehem, land van Juda, zijt zeker de minste niet onder de hoofdplaatsen van Juda; want uit u zal een vorst voortkomen, die mijn volk Israël leiden zal.”
23256  MAT 2:18  “Een stem is in Rama gehoord, Luid geween en geschrei: Rachel beweent haar kinderen, En wil niet getroost worden, want ze zijn niet meer.”
23264  MAT 3:3  Welnu, deze is het, van wien de profeet Isaias gesproken heeft, toen hij zeide: “De stem van een roepende in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, Maakt recht zijn paden.”
23461  MAT 9:13  Gaat, en leert wat het zeggen wil: “Barmhartigheid wil Ik, en geen offerande.” Ik ben niet gekomen, om de rechtvaardigen, maar om de zondaars te roepen.
23538  MAT 11:10  Hij is het, van wien geschreven staat: “Zie, Ik zend mijn gezant voor U uit, Die U de weg zal bereiden.”
23643  MAT 13:35  opdat vervuld zou worden, wat door den profeet was voorzegd: “Ik zal mijn mond openen in gelijkenissen, en openbaren, wat verborgen was van de grondvesting der wereld af.”
23900  MAT 21:5  “Zegt tot de dochter van Sion: Zie, uw Koning komt naar u toe, Zachtmoedig, op een ezel gezeten, Op een veulen, het jong van een lastdier.”
23937  MAT 21:42  Jesus sprak tot hen: Hebt gij niet in de Schriften gelezen: “De steen, die de bouwlieden hebben verworpen, Is de hoeksteen geworden; De Heer heeft het gedaan: Een wonder is het in onze ogen.”
23978  MAT 22:37  Jesus zei hem: “Gij zult den Heer uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel en heel uw verstand.”
23980  MAT 22:39  En het tweede daaraan gelijk: “Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.”
24154  MAT 26:31  Toen sprak Jesus tot hen: Deze nacht zult gij allen aan Mij worden geërgerd. Want er staat geschreven: “Ik zal den herder slaan, en de schapen der kudde zullen worden verstrooid.”
24233  MAT 27:35  Na Hem gekruisigd te hebben, verdeelden ze zijn klederen bij het lot; opdat vervuld zou worden, wat door den profeet is gezegd. “Ze hebben mijn klederen onder elkander verdeeld, en over mijn gewaad het lot geworpen.”
24277  MAT 28:13  Ze zeiden: Zegt: “Zijn leerlingen zijn Hem ‘s nachts komen stelen, terwijl we sliepen.”
24542  MRK 7:10  Want Moses heeft gezegd: “Eer uw vader en moeder”, en: “Wie vader of moeder vloekt, moet sterven.”
24778  MRK 12:36  David zelf heeft in den Heiligen Geest gezegd: “De Heer heeft gesproken tot mijn Heer: Zet U aan mijn rechterhand, Totdat Ik uw vijanden leg Als een voetbank voor uw voeten.”
24850  MRK 14:27  Toen sprak Jesus tot hen: Deze nacht zult gij allen aan Mij worden geërgerd. Want er staat geschreven: “Ik zal den herder slaan. en de schapen zullen worden verstrooid.”
24923  MRK 15:28  Toen werd de Schrift vervuld, die zegt: “En onder de booswichten werd Hij gerekend.”
25190  LUK 5:14  Hij beval hem, het niemand te zeggen, “maar ga heen, vertoon u aan den priester, en offer voor uw reiniging, wat Moses als bewijs voor hen heeft voorgeschreven.”
25291  LUK 7:27  Hij is het, van wien geschreven staat: “Zie Ik zend mijn gezant voor U uit, Die U de weg zal bereiden.”
26033  LUK 23:29  Want zie, er komen dagen, waarop men zal zeggen: “Zalig de onvruchtbaren; de schoot die niet heeft gebaard, en de borsten die niet hebben gevoed.”
26181  JHN 2:17  Toen herinnerden zich zijn leerlingen, dat er geschreven staat: “De ijver voor uw huis zal Mij verteren.”
26664  JHN 12:15  “Vrees niet, dochter van Sion; Zie, uw Koning komt, Gezeten op een ezelsveulen.”
26689  JHN 12:40  “Hij heeft hun ogen verblind, En hun harten versteend; Opdat ze niet zouden zien met hun ogen, En niet verstaan met hun hart; Opdat zij zich niet zouden bekeren, En Ik hen zou genezen.”
26717  JHN 13:18  Ik zeg dit niet van u allen; Ik weet, wie Ik heb uitverkoren. Neen, de Schrift moet worden vervuld. “Die mijn brood eet, heft de hiel tegen mij op.”
26918  JHN 19:24  Ze zeiden dus tot elkander: Laten we het niet in stukken scheuren, maar er om loten, wie het krijgt. Zo zou de Schrift worden vervuld: “Ze hebben mijn klederen onder elkander verdeeld, En over mijn gewaad het lot geworpen.” En zo deden het dus de soldaten.
27012  ACT 1:20  Want er staat geschreven in het boek der Psalmen: “Zijn kamp worde een steppe, En niemand wone er meer.” en ook: “Een ander ontvange zijn ambt.”
27053  ACT 2:35  Totdat Ik uw vijanden leg Als een voetbank voor uw voeten.”
27088  ACT 3:23  En iedereen, die niet luistert naar dezen profeet, zal worden uitgeroeid uit het volk.”
27090  ACT 3:25  Welnu, gij zijt de zonen van de profeten en van het Verbond, dat God met uw vaderen sloot, toen Hij tot Abraham sprak: “En in uw zaad zullen al de geslachten der aarde worden gezegend.”
27102  ACT 4:11  Hij is “de steen, die gij, de bouwlieden, hebt verworpen; en Hij is de hoeksteen geworden.”
27217  ACT 7:32  “Ik ben de God uwer vaderen, de God van Abraham, van Isaäk en Jakob.” Sidderend van angst, durfde Moses niet langer toe te zien.