5212 | DEU 11:2 | Gij kent toch—want ik spreek niet tot uw zonen, die de straffen van Jahweh, uw God, niet hebben ervaren, en zijn grootheid, zijn sterke hand en gespierde arm niet hebben aanschouwd, — |
23638 | MAT 13:30 | Laat beide opgroeien tot de oogst; in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Verzamelt eerst het onkruid en bindt het in bussels, om het te verbranden, maar brengt de tarwe in mijn schuur. — |
23640 | MAT 13:32 | Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het is opgewassen is het groter dan het tuingewas, en wordt het een boom, zodat de vogels in de lucht in zijn takken komen nestelen. — |
24041 | MAT 24:15 | Wanneer gij dus de gruwel der ontheiliging. waarvan de profeet Daniël heeft gesproken, in de heilige plaats zult zien staan—die het leest, begrijpe het! — |
25434 | LUK 10:2 | En Hij sprak tot hen: De oogst is groot, maar werklieden zijn er weinig. Vraagt dus den Heer van de oogst, dat Hij werklieden zendt in zijn oogst. — |
25436 | LUK 10:4 | Draagt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoenen; en groet niemand onderweg. — |
25439 | LUK 10:7 | Blijft in dat huis; eet en drinkt wat men er heeft; want de arbeider heeft recht op zijn loon. Gaat niet van het ene huis naar het andere. — |
25444 | LUK 10:12 | Ik zeg u: Voor Sódoma zal het dragelijker zijn op die dag dan voor die stad. — |
25447 | LUK 10:15 | En gij Kafárnaum, zult ge tot de hemel toe worden verheven? Tot in de hel zult ge neerzinken. — |
26195 | JHN 3:6 | Wat uit het vlees is geboren, is vlees; en wat uit den Geest is geboren, is geest. — |
26201 | JHN 3:12 | Wanneer gij niet gelooft, als Ik u spreek over aardse dingen, hoe zult gij dan geloven, als Ik u over de hemelse spreek? — |
26207 | JHN 3:18 | Wie in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld; maar wie niet gelooft, is reeds geoordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van Gods eengeboren Zoon. — |
26221 | JHN 3:32 | en Hij getuigt wat Hij gezien en gehoord heeft; maar niemand neemt zijn getuigenis aan. — |
26224 | JHN 3:35 | De Vader bemint den Zoon, en heeft Hem alles in handen gegeven. — |
26303 | JHN 5:24 | Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie luistert naar mijn woord, en in Hem gelooft, die Mij heeft gezonden, hij heeft het eeuwige leven, en in het gericht komt hij niet; maar hij is overgegaan van de dood tot het leven. — |
26311 | JHN 5:32 | Er is een ander, die over Mij getuigt; en Ik weet, dat het getuigenis, dat Hij over Mij aflegt, betrouwbaar is. — |
26314 | JHN 5:35 | Hij was de brandende en hel schijnende lamp; gij hebt u zelfs een ogenblik in zijn licht willen verheugen. — |
26315 | JHN 5:36 | Maar Ik heb een getuigenis groter dan dat van Johannes: want de werken, die de Vader Mij te volbrengen gaf, de werken juist die Ik doe, zij getuigen van Mij, dat de Vader Mij gezonden heeft. — |
26474 | JHN 8:24 | Daarom heb ik u gezegd, dat gij sterven zult in uw zonden; want zo gij niet gelooft, dat Ik het ben, zult gij sterven in uw zonden. — |
26501 | JHN 8:51 | Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Zo iemand mijn woord onderhoudt, dan zal hij in eeuwigheid de dood niet zien. — |
26506 | JHN 8:56 | Abraham, uw vader, zag juichend van blijdschap mijn dag tegemoet; hij heeft hem gezien en van vreugde gejubeld. — |
26741 | JHN 14:4 | Gij kent de weg naar de plaats, waar Ik heenga. — |
26744 | JHN 14:7 | Daar gij nu Mij hebt gekend, zult gij ook den Vader kennen; van dit ogenblik af kent gij Hem, en hebt gij Hem gezien. — |
26751 | JHN 14:14 | Wanneer gij ook Mij in mijn naam iets zult vragen, dan zal Ik het doen. — |
26754 | JHN 14:17 | Het is de Geest der waarheid, dien de wereld niet kan ontvangen, omdat ze Hem ziet noch kent; gij echter kent Hem; want Hij blijft bij u, en is in u. — |
26757 | JHN 14:20 | Op die dag zult gij erkennen, dat Ik in mijn Vader ben, en gij in Mij, en Ik in u. — |
26764 | JHN 14:27 | Vrede laat Ik u na, mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart zij ontsteld, noch bevreesd. — |
26765 | JHN 14:28 | Gij hebt gehoord, dat Ik u zeide: Ik ga heen, maar Ik kom tot u terug. Zo gij Mij liefhadt, zoudt gij u verheugen, dat Ik naar den Vader ga; want de Vader is groter dan Ik. — |
26779 | JHN 15:11 | Dit alles heb Ik tot u gezegd, opdat mijn vreugde uw deel mag worden, en uw vreugde volkomen mag zijn. — |
26806 | JHN 16:11 | van vonnis, omdat de vorst dezer wereld geoordeeld is. — |
26813 | JHN 16:18 | Ze zeiden dus: Wat bedoelt Hij toch met: een weinig tijds? We weten niet, waarover Hij spreekt. — |
26827 | JHN 16:32 | Zie, het uur komt, en het is reeds gekomen, dat gij verstrooid wordt, ieder zijns weegs, en Mij alleen laat staan. Maar Ik ben niet alleen, want met Mij is de Vader. — |